BasisBijbel

2 Kronieken 34:7-25 BasisBijbel (BB)

7. Hij brak er alle altaren af, hakte de heilige palen om en sloeg de godenbeelden tot gruis. In het hele land hakte hij alle afbeeldingen van de zon om. Daarna ging hij terug naar Jeruzalem.

8. Toen hij 18 jaar koning was gaf hij ook aan Safan, de zoon van Azalia, en de stadsoverste Maäseja en de minister-president Joha, de zoon van Joahaz, de opdracht om de tempel van zijn Heer God te repareren.

9. Ze gingen naar de hogepriester Hilkia en gaven hem het geld dat de deurwachters hadden ontvangen van de stammen van Manasse en Efraïm. Ook het geld van de mensen die nog over waren van [ het koninkrijk ] Israël, en van heel Juda en Benjamin en van de bewoners van Jeruzalem.

10. Het was voor de opzichters die toezicht hielden op het werk van de mannen die de tempel van de Heer repareerden.

11. Van het geld moesten stenen gekocht worden, en hout voor de dakbalken van de gebouwen. Want de koningen van Juda hadden nooit iets aan de tempel gedaan.

12. Het waren betrouwbare mannen die daar werkten. De Levieten Jahat en Obadja uit de familie van Merari, en Zacharia en Mesullam uit de familie van Kehat hielden toezicht op het werk.

13. Alle Levieten die muziekinstrumenten konden bespelen, stonden aan het hoofd van de dragers. Ook hadden ze de leiding over alle andere arbeiders. Verder waren de Levieten schrijvers, opzieners en poortwachters.

14. Toen ze het geld dat in de tempel van de Heer gebracht was, tevoorschijn haalden, vond de priester Hilkia een boek. Het was het boek van de wet van de Heer dat door Mozes was geschreven.

15. Toen zei Hilkia tegen de schrijver Safan: "Ik heb in de tempel van de Heer het wetboek gevonden." En hij gaf het aan Safan.

16. Safan ging ermee naar de koning. Bovendien bracht hij de koning verslag uit van het werk. Hij zei: "Alles wat u bevolen heeft, wordt gedaan.

17. Het geld dat in de tempel van de Heer was, is geteld en aan de opzichters en arbeiders gegeven.

18. En de priester Hilkia heeft mij een boek gegeven." Safan las de koning eruit voor.

19. Toen de koning had gehoord wat er in het wetboek stond, scheurde hij zijn kleren [ als teken van verdriet ].

20. Hij liet Hilkia, Ahikam de zoon van Safan, Abdon de zoon van Micha, de schrijver Safan en zijn dienaar Asaja komen.

21. Hij zei tegen hen: "Ga voor mij en voor de mensen die nog in Israël en Juda zijn overgebleven aan de Heer vragen wat we moeten doen. Want de Heer zal woedend zijn dat wij en onze voorouders niet hebben gedaan wat er in dit wetboek staat."

22. Toen ging Hilkia met de anderen naar de profetes Hulda. (Zij was de vrouw van Sallum, de zoon van Tokat, die een zoon was van Hasra. Sallum was de bewaarder van de priesterkleren.) Hulda woonde in het nieuwe gedeelte van Jeruzalem. Ze vertelden haar wat er was gebeurd.

23. Ze antwoordde: "Dit zegt de Heer, de God van Israël: Zeg tegen de man die jullie naar Mij toe gestuurd heeft:

24. Ik zal een ramp laten komen over de bewoners van deze stad. Ze zullen getroffen worden door alle vervloekingen die in het boek staan dat aan de koning van Juda is voorgelezen.

25. Want ze hebben Mij verlaten. Ze hebben offers gebracht aan andere goden. Ze hebben Mij heel erg kwaad gemaakt met hun zelfgemaakte goden. Daarom zal Ik deze stad straffen. Niets zal Mij nog kunnen tegenhouden.