BasisBijbel

2 Kronieken 34:7-16 BasisBijbel (BB)

7. Hij brak er alle altaren af, hakte de heilige palen om en sloeg de godenbeelden tot gruis. In het hele land hakte hij alle afbeeldingen van de zon om. Daarna ging hij terug naar Jeruzalem.

8. Toen hij 18 jaar koning was gaf hij ook aan Safan, de zoon van Azalia, en de stadsoverste Maäseja en de minister-president Joha, de zoon van Joahaz, de opdracht om de tempel van zijn Heer God te repareren.

9. Ze gingen naar de hogepriester Hilkia en gaven hem het geld dat de deurwachters hadden ontvangen van de stammen van Manasse en Efraïm. Ook het geld van de mensen die nog over waren van [ het koninkrijk ] Israël, en van heel Juda en Benjamin en van de bewoners van Jeruzalem.

10. Het was voor de opzichters die toezicht hielden op het werk van de mannen die de tempel van de Heer repareerden.

11. Van het geld moesten stenen gekocht worden, en hout voor de dakbalken van de gebouwen. Want de koningen van Juda hadden nooit iets aan de tempel gedaan.

12. Het waren betrouwbare mannen die daar werkten. De Levieten Jahat en Obadja uit de familie van Merari, en Zacharia en Mesullam uit de familie van Kehat hielden toezicht op het werk.

13. Alle Levieten die muziekinstrumenten konden bespelen, stonden aan het hoofd van de dragers. Ook hadden ze de leiding over alle andere arbeiders. Verder waren de Levieten schrijvers, opzieners en poortwachters.

14. Toen ze het geld dat in de tempel van de Heer gebracht was, tevoorschijn haalden, vond de priester Hilkia een boek. Het was het boek van de wet van de Heer dat door Mozes was geschreven.

15. Toen zei Hilkia tegen de schrijver Safan: "Ik heb in de tempel van de Heer het wetboek gevonden." En hij gaf het aan Safan.

16. Safan ging ermee naar de koning. Bovendien bracht hij de koning verslag uit van het werk. Hij zei: "Alles wat u bevolen heeft, wordt gedaan.