BasisBijbel

2 Kronieken 34:3-20 BasisBijbel (BB)

3. Toen hij acht jaar koning was, hij was dus nog jong, begon hij de God van zijn vader David te aanbidden. En toen hij twaalf jaar koning was, begon hij Juda en Jeruzalem schoon te maken voor de Heer: hij haalde alle altaren, heilige palen en godenbeelden weg.

4. Hij hield toezicht toen de altaren voor Baäl werden afgebroken. Hij hakte de afbeeldingen van de zon boven die altaren weg. Hij hakte de heilige palen en de godenbeelden om en verpulverde ze helemaal. Het stof daarvan strooide hij op de graven van de priesters die op die altaren de offers hadden gebracht.

5. De botten van die priesters verbrandde hij op de altaren. Zo maakte hij Juda en Jeruzalem weer schoon voor de Heer.

6. Ook de steden in het gebied van Manasse, van Efraïm en van Simeon, en zelfs de steden in Naftali en in de velden rond die steden maakte hij schoon voor de Heer.

7. Hij brak er alle altaren af, hakte de heilige palen om en sloeg de godenbeelden tot gruis. In het hele land hakte hij alle afbeeldingen van de zon om. Daarna ging hij terug naar Jeruzalem.

8. Toen hij 18 jaar koning was gaf hij ook aan Safan, de zoon van Azalia, en de stadsoverste Maäseja en de minister-president Joha, de zoon van Joahaz, de opdracht om de tempel van zijn Heer God te repareren.

9. Ze gingen naar de hogepriester Hilkia en gaven hem het geld dat de deurwachters hadden ontvangen van de stammen van Manasse en Efraïm. Ook het geld van de mensen die nog over waren van [ het koninkrijk ] Israël, en van heel Juda en Benjamin en van de bewoners van Jeruzalem.

10. Het was voor de opzichters die toezicht hielden op het werk van de mannen die de tempel van de Heer repareerden.

11. Van het geld moesten stenen gekocht worden, en hout voor de dakbalken van de gebouwen. Want de koningen van Juda hadden nooit iets aan de tempel gedaan.

12. Het waren betrouwbare mannen die daar werkten. De Levieten Jahat en Obadja uit de familie van Merari, en Zacharia en Mesullam uit de familie van Kehat hielden toezicht op het werk.

13. Alle Levieten die muziekinstrumenten konden bespelen, stonden aan het hoofd van de dragers. Ook hadden ze de leiding over alle andere arbeiders. Verder waren de Levieten schrijvers, opzieners en poortwachters.

14. Toen ze het geld dat in de tempel van de Heer gebracht was, tevoorschijn haalden, vond de priester Hilkia een boek. Het was het boek van de wet van de Heer dat door Mozes was geschreven.

15. Toen zei Hilkia tegen de schrijver Safan: "Ik heb in de tempel van de Heer het wetboek gevonden." En hij gaf het aan Safan.

16. Safan ging ermee naar de koning. Bovendien bracht hij de koning verslag uit van het werk. Hij zei: "Alles wat u bevolen heeft, wordt gedaan.

17. Het geld dat in de tempel van de Heer was, is geteld en aan de opzichters en arbeiders gegeven.

18. En de priester Hilkia heeft mij een boek gegeven." Safan las de koning eruit voor.

19. Toen de koning had gehoord wat er in het wetboek stond, scheurde hij zijn kleren [ als teken van verdriet ].

20. Hij liet Hilkia, Ahikam de zoon van Safan, Abdon de zoon van Micha, de schrijver Safan en zijn dienaar Asaja komen.