BasisBijbel

2 Kronieken 33:15-25 BasisBijbel (BB)

15. Hij haalde de godenbeelden en het beeld van Baäl weg uit de tempel van de Heer. Hij brak alle altaren af die hij op de berg van de tempel van de Heer en in Jeruzalem had gebouwd. De stenen gooide hij buiten de stad neer.

16. Hij herbouwde het altaar van de Heer en bracht daar weer offers. Hij beval Juda om de Heer, de God van Israël, weer te dienen.

17. Toch bleven de mensen nog offeren op de altaren buiten Jeruzalem, maar nu alleen aan hun Heer God.

18. De rest van wat Manasse allemaal heeft gedaan, zijn gebed tot zijn God en de woorden waarmee de profeten hem namens God waarschuwden, zijn opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Juda en Israël.

19. Zijn gebed, het antwoord van de Heer, alles wat hij verkeerd gedaan heeft tegen de Heer, de plaatsen waar hij altaren, heilige palen en godenbeelden heeft neergezet voordat hij spijt kreeg, staan allemaal in de boeken van de profeten.

20. Manasse stierf en werd in zijn paleis begraven. Zijn zoon Amon werd na hem koning van Juda.

21. Amon was 22 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde twee jaar in Jeruzalem.

22. Hij leefde niet zoals de Heer het wil, net als zijn vader Manasse. Amon aanbad de goden die zijn vader Manasse had gemaakt en bracht er offers aan.

23. Maar hij kreeg er geen spijt van, zoals zijn vader Manasse. Amons schuld tegenover de Heer werd steeds groter.

24. Op een keer smeedden zijn dienaren een samenzwering tegen hem en doodden hem in zijn paleis.

25. Maar het volk doodde daarna alle mannen die aan de samenzwering hadden meegedaan. Daarna kroonden ze Amons zoon Josia tot koning van Juda.