BasisBijbel

2 Kronieken 31:6-14 BasisBijbel (BB)

6. De Israëlieten en Judeeërs die in de steden van Juda woonden, kwamen ook een tiende deel brengen van hun koeien, schapen en geiten. Ook een tiende deel van alles wat ze aan hun Heer God wilden geven. Ze stapelden alles op.

7. In de derde maand begonnen ze die stapels aan te leggen en pas in de zevende maand waren ze daarmee klaar.

8. Hizkia en de leiders kwamen kijken hoeveel er gebracht was. En ze prezen de Heer en zijn volk Israël, omdat het zoveel was.

9. Hizkia ging bij de priesters en de Levieten vragen hoe het gegaan was.

10. De hogepriester Azarja, uit de familie van Zadok, antwoordde: "Sinds de mensen zijn begonnen om van alles een tiende deel naar de tempel van de Heer te brengen, hebben wij meer dan genoeg te eten gehad. We hebben zelfs heel veel overgehouden. Want de Heer is zó goed geweest voor zijn volk, dat deze grote voorraad is overgebleven."

11. Toen zei Hizkia dat er in de tempel voorraadkamers ingericht moesten worden. Dat gebeurde.

12. Trouw bracht iedereen zijn gaven naar de tempel. Alles werd in de voorraadkamers opgeslagen. De Leviet Konanja was de hoofdopzichter. Hij werd daarbij geholpen door Simeï.

13. Onder Konanja en Simeï stonden tien onderopzichters. Dat waren Jehiël, Azazja, Nahat, Asaël, Jerimot, Jozabad, Eliël, Jismachja, Mahat en Benaja. Zo hadden de koning en de hogepriester Azarja het bevolen.

14. De Leviet Kore, de zoon van Jimna, die de bewaker van de Oostpoort was, hield toezicht op alles wat werd gebracht. Hij moest er op letten dat alles eerlijk werd verdeeld onder de priesters en Levieten.