BasisBijbel

2 Kronieken 31:3-10 BasisBijbel (BB)

3. De koning gaf van zijn eigen vee dieren voor de ochtend-offers en avond-offers, voor de offers voor de heilige rustdag, voor de nieuwe maand en voor de feesten van de Heer. Dus voor alle offers die de Heer in de wet had bevolen.

4. Hij beval de bewoners van Jeruzalem dat ze aan de priesters en Levieten het geld en eten moesten geven waar zij volgens de wet recht op hadden. Dan [ zouden ze niet hoeven te werken, maar ] konden ze al hun tijd geven aan het dienen van de Heer in de tempel.

5. Toen het bevel van de koning in de stad bekend werd, kwamen de Israëlieten het eerste deel brengen van alles wat ze geoogst hadden. Ze gaven het aan de priesters en Levieten: graan, wijn, olijf-olie, honing en allerlei andere dingen. Ook brachten ze een tiende deel van alles wat ze oogstten.

6. De Israëlieten en Judeeërs die in de steden van Juda woonden, kwamen ook een tiende deel brengen van hun koeien, schapen en geiten. Ook een tiende deel van alles wat ze aan hun Heer God wilden geven. Ze stapelden alles op.

7. In de derde maand begonnen ze die stapels aan te leggen en pas in de zevende maand waren ze daarmee klaar.

8. Hizkia en de leiders kwamen kijken hoeveel er gebracht was. En ze prezen de Heer en zijn volk Israël, omdat het zoveel was.

9. Hizkia ging bij de priesters en de Levieten vragen hoe het gegaan was.

10. De hogepriester Azarja, uit de familie van Zadok, antwoordde: "Sinds de mensen zijn begonnen om van alles een tiende deel naar de tempel van de Heer te brengen, hebben wij meer dan genoeg te eten gehad. We hebben zelfs heel veel overgehouden. Want de Heer is zó goed geweest voor zijn volk, dat deze grote voorraad is overgebleven."