BasisBijbel

2 Kronieken 3:7-17 BasisBijbel (BB)

7. Zo bedekte hij de voorzaal, de balken, de drempels en deurposten, de wanden en deuren met goud. Op de wanden graveerde hij engelen.

8. Verder maakte hij [ de achterzaal: ] de allerheiligste kamer. Die was net zo breed als de voorzaal, namelijk 20 el. Hij bedekte hem helemaal met 600 talenten zuiver goud [ (1800 kilo) ].

9. Van 50 sikkels goud [ (550 gram) ] maakte hij spijkers om alles mee vast te zetten. Ook de bovenkamers bedekte hij met goud.

10. In de allerheiligste kamer maakte hij van hout twee engelen en bedekte ze met goud.

11. De vleugels van de engelen waren samen 20 el [ (9 m) ] lang.

12. Van elke engel raakte de ene vleugel de muur en de andere vleugel raakte de vleugel van de andere engel. Elke vleugel was 5 el [ (2,25 m) ].

13. Samen waren de vleugels dus 20 el [ (9 m) ] lang. De engelen stonden op hun voeten, met hun gezicht naar de ingang.

14. Hij weefde een gordijn van blauw, rood en paars draad en fijn linnen. Daarop werden engelen afgebeeld.

15. Ook maakte hij voor de tempel twee pilaren van 35 el [ (15,75 m) ] hoog. Daarop stond een sierstuk van 5 el [ (2,25 m) ] hoog.

16. Hij maakte gedraaide kettingen (net zulke als hij in de allerheiligste kamer gegraveerd had) rond de bovenrand met daaraan 100 gouden granaatappels.

17. Hij zette de pilaren vóór de tempel neer, de één rechts van de ingang en de ander links van de ingang. De rechter pilaar noemde hij Jachin [ (= 'vastzetten') ], de linker pilaar noemde hij Boaz [ (= 'kracht') ].