BasisBijbel

2 Kronieken 28:1-9 BasisBijbel (BB)

1. Achaz was 20 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 16 jaar in Jeruzalem. Hij leefde niet zoals de Heer het wil, zoals zijn voorvader David wél had gedaan.

2. Maar hij deed dezelfde dingen als de koningen van Israël. Hij maakte zelfs beelden voor Baäl.

3. In het Ben-Hinnomdal bracht hij offers aan Baäl. Hij verbrandde daar zelfs zijn zonen, net zoals vroeger de volken hadden gedaan die de Heer voor Israël uit het land had weggejaagd.

4. Hij bracht offers op de altaren op de heuvels en onder elke grote boom.

5. Daarom gaf zijn Heer God hem in de macht van de koning van Aram. Hij werd door hem verslagen. De koning van Aram nam veel Judeeërs gevangen mee naar Damaskus. Ook werd hij overwonnen door koning Peka van Israël.

6. Koning Peka, de zoon van Remalia, doodde in Juda op één dag 120.000 krijgers. Dat gebeurde omdat ze niet meer hun Heer God dienden.

7. Zichri, een held uit Efraïm, doodde Maäseja (de zoon van de koning), Azrikam (de aanvoerder van de paleiswacht) en Elkana (de minister-president).

8. Ook namen de Israëlieten 200.000 vrouwen, zonen en dochters van de Judeeërs gevangen mee. Verder namen ze een heel grote buit mee naar Samaria.

9. Maar in Samaria woonde een profeet van de Heer, die Oded heette. Hij ging het leger dat naar Samaria terugkwam, tegemoet. Hij zei tegen de koning en de aanvoerders: "De Heer, de God van uw voorvaders, heeft u de overwinning over Juda gegeven. Dat heeft Hij gedaan omdat Hij kwaad was op Juda. Maar dat u daarbij zoveel mensen heeft gedood, is te erg voor woorden.