BasisBijbel

2 Kronieken 24:13-24 BasisBijbel (BB)

13. Iedereen ging aan het werk en het werk schoot goed op. Ze repareerden de tempel van God en maakten hem weer zoals hij er vroeger had uitgezien.

14. Toen ze klaar waren, brachten ze het geld dat over was naar de koning en Jojada. Daarvan werden allerlei voorwerpen gemaakt voor de tempel van de Heer: allerlei gouden en zilveren voorwerpen voor de dienst in de tempel en voor de offers. Zolang Jojada leefde, werden er aldoor offers gebracht in de tempel van de Heer.

15. De priester Jojada stierf oud en tevreden over zijn leven. Hij was toen 130 jaar.

16. Hij werd begraven in de 'Stad van David,' bij de koningen. Want hij had veel goeds gedaan voor het land, voor God en voor Gods tempel.

17. Maar na de dood van de priester Jojada kwamen de leiders van Juda naar koning Joas en bogen zich voor hem neer. En de koning deed voortaan altijd alles wat zij zeiden.

18. De mensen gingen niet meer naar de tempel van de Heer, de God van hun voorouders. Ze aanbaden heilige palen en godenbeelden. Het was hun schuld dat God erg boos werd op Juda en Jeruzalem.

19. Daarom stuurde de Heer profeten. Zij waarschuwden de mensen dat ze de Heer weer moesten gaan dienen. Maar de mensen wilden niet luisteren.

20. Toen kwam Gods Geest over Zacharia, de zoon van de priester Jojada. Hij was een leider van het volk. Hij zei tegen de leiders: "Dit zegt God: Waarom zijn jullie ongehoorzaam aan de wetten van de Heer? Omdat jullie Hem niet gehoorzaam zijn, zal het niet goed met jullie gaan. Jullie hebben de Heer verlaten. Daarom zal de Heer jullie óók verlaten."

21. Maar de leiders smeedden een samenzwering tegen hem. Op bevel van de koning werd Zacharia met stenen doodgegooid op het buitenplein van de tempel van de Heer.

22. Koning Joas was niet dankbaar voor wat Zacharia's vader Jojada allemaal voor hem had gedaan, maar doodde Jojada's zoon. Toen Zacharia stierf, zei hij: "De Heer ziet het. Hij zal jullie hiervoor straffen!"

23. Daarom werd Juda in het voorjaar van het volgende jaar aangevallen door het leger van Aram. De Arameeërs veroverden Jeruzalem en doodden alle leiders van het volk. De buit stuurden ze naar de koning van Aram in Damaskus.

24. Het leger van Aram was niet groot. Maar toch zorgde de Heer ervoor dat het leger van Aram het veel grotere leger van Juda kon verslaan. Zo gebruikte Hij Aram om koning Joas en de Judeeërs ervoor te straffen, dat ze de Heer, de God van hun voorouders, hadden verlaten.