BasisBijbel

2 Kronieken 20:23-37 BasisBijbel (BB)

23. De Ammonieten en Moabieten vielen de Edomieten aan en doodden hen. Daarna gingen ze elkaar te lijf en doodden elkaar.

24. Toen het leger van Juda bij de wachttoren in de woestijn was gekomen en het leger van de vijanden bereikte, zagen ze alleen maar lijken op de grond liggen. Niemand was nog in leven.

25. Josafat en zijn mannen plunderden de lijken. En ze vonden zoveel vee, kleren en kostbaarheden dat het te veel was om in één keer mee te nemen. Ze hadden er drie dagen voor nodig.

26. Op de vierde dag kwamen ze bij elkaar in het dal van Beracha [ (= 'Dank-dal) ]. Daar dankten en prezen ze de Heer. Daarom werd dat dal Beracha genoemd en zo heet het nu nog steeds.

27. Daarna gingen alle mannen van Juda en Jeruzalem weer terug. Met Josafat aan het hoofd gingen ze terug naar Jeruzalem, blij over deze overwinning op hun vijanden. Want de Heer had hen blij gemaakt met deze overwinning.

28. In Jeruzalem gekomen gingen ze naar de tempel van de Heer met harpen, citers en trompetten.

29. Alle andere landen werden erg bang voor de Heer toen ze hoorden dat Hij Zelf tegen de vijanden van Israël had gestreden.

30. Daardoor had het koninkrijk van Josafat rust. God gaf hem vrede aan alle grenzen.

31. Zo regeerde Josafat over Juda. Hij was 35 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 25 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Azuba. Ze was een dochter van Silhi.

32. Net als zijn vader Asa leefde hij zoals de Heer het wil.

33. Alleen haalde hij de altaren in het land niet weg en het volk zelf diende de God van hun voorouders nog niet.

34. De rest van wat Josafat allemaal heeft gedaan, vanaf het begin van zijn regering tot aan het einde, is opgeschreven door Jehu, de zoon van Hanani. Het staat in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël.

35. Maar na deze gebeurtenissen sloot koning Josafat van Juda een verbond met koning Ahazia van Israël, een man die helemaal niet leefde zoals de Heer het wil.

36. Hij sprak met hem af om schepen te bouwen voor de handel met Tarsis. Ze bouwden die schepen in Ezeon-Geber.

37. Maar Eliëzer, de zoon van Dodava uit Maresa, profeteerde tegen Josafat: "Omdat u een verbond heeft gesloten met Ahazia, zal de Heer vernietigen wat u doet." En de schepen werden [ door een storm ] vernietigd, zodat ze niet naar Tarsis konden varen.