BasisBijbel

2 Kronieken 20:1-12 BasisBijbel (BB)

1. Op een keer werd het land aangevallen door de Moabieten, Ammonieten en nog anderen.

2. Josafat kreeg het bericht: "We worden aangevallen door een heel groot leger van de overkant van de zee , uit Aram. Ze zijn al in Hazezon Tamar (dat is Engedi)."

3. Josafat werd bang en besloot de Heer om raad te vragen. Hij zei dat de hele bevolking niet mocht eten, totdat de Heer geantwoord had.

4. Uit alle steden in heel Juda kwamen mensen naar de tempel om de Heer om hulp te vragen.

5. Ze verzamelden zich op het nieuwe buitenplein van de tempel van de Heer. Josafat stond daar ook en bad:

6. "Heer, God van onze voorvaders [ Abraham, Izaäk en Jakob ], U bent God in de hemel. U heerst over alle volken. Alle macht en kracht is van U. Niemand kan het tegen U opnemen.

7. U bent onze God. U heeft voor ons volk alle volken die hier woonden, weggejaagd. U heeft dit land voor altijd gegeven aan het volk dat ontstaan is uit uw vriend Abraham.

8. Zij woonden hier in dit land en bouwden hier voor U een tempel.

9. Ze zeiden: 'Als ons iets overkomt, bijvoorbeeld oorlog, pest of hongersnood, dan zullen we in deze tempel naar U toe komen, omdat U hier bent. En als we in onze nood U om hulp vragen, zult U naar ons luisteren en ons helpen.

10. Heer, nu vallen legers uit Ammon, Moab en de bergen van Seïr ons aan. Vroeger, toen we uit Egypte kwamen, mochten we hen van U niet aanvallen. We zijn om hun land heen getrokken en hebben hun niets gedaan.

11. Maar nu zijn ze ondankbaar en komen ons wegjagen uit het land dat U ons heeft gegeven.

12. God, wilt U nu alstublieft voor ons opkomen? Want wij kunnen zelf niet tegen dit enorme leger op. We weten niet wat we moeten doen. Daarom vragen we U om ons te helpen."