BasisBijbel

2 Kronieken 13:3-10 BasisBijbel (BB)

3. Abiam viel Jerobeam aan met een leger van 400.000 dappere mannen. Jerobeam stond tegenover hem met een leger van 800.000 dappere mannen.

4. Abiam klom op de berg Zemaraïm, in de bergen van Efraïm, en zei: "Luister, Jerobeam en Israël!

5. Weten jullie dan niet dat de Heer, de God van Israël, de familie van David voor altijd koning heeft gemaakt over Israël? Het is een eeuwig verbond.

6. Maar jij, Jerobeam, een dienaar van Salomo, jij bent tegen je koning in opstand gekomen.

7. Doordat een groot aantal schurken zich bij je aansloot, kon je het opnemen tegen mijn vader Rehabeam, de zoon van Salomo. Want Rehabeam was toen nog jong en kon niet tegen jou op.

8. Maar het koningschap is voor de zonen van David. Jullie denken tegen mij op te kunnen, omdat jullie een groot leger hebben. Maar jullie goden zijn de gouden kalveren die Jerobeam voor jullie heeft gemaakt.

9. Jullie hebben de priesters van de Heer en de Levieten weggejaagd. Jullie hebben zelf priesters uitgekozen, zoals de andere volken doen. Bij jullie kan iedereen priester worden, als hij een jonge stier en zeven schapen betaalt. Hij wordt dan priester voor goden die geen goden zijn.

10. Maar ónze God is de Heer. Wij hebben Hem niet verlaten. Ónze priesters zijn uit de familie van Aäron, en de Levieten doen hun werk in het heiligdom.