2 Kronieken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36

BasisBijbel

2 Kronieken 15 BasisBijbel (BB)

Asa sluit opnieuw een verbond met de Heer

1. De Geest van God kwam over Azarja, de zoon van Oded.

2. Hij ging Asa tegemoet en zei tegen hem: "Luister naar mij, koning Asa! En Juda en Benjamin, luister naar wat ik zeg: De Heer is met u, zolang u Hem wil dienen. Maar als u Hem verlaat, zal Hij u ook verlaten.

3. Israël heeft lange tijd geleefd zonder de ware God, zonder priester die les gaf in de wet, en zonder zich aan de wet te houden.

4. Maar als de mensen in moeilijkheden terug gingen naar de Heer, de God van Israël, en Hem weer gingen dienen, was Hij weer goed voor hen.

5. In tijden dat het volk zich niets van God aantrok, was niemand veilig op de weg. Er was onrust in het hele land.

6. Stammen en steden streden tegen elkaar. Want God zorgde er dan voor dat er overal onrust was.

7. Wees dus vastbesloten om de Heer te dienen, want de Heer zal u belonen voor wat u doet."

8. Toen Asa hoorde wat Azarja over hem profeteerde, was hij vastbesloten om de Heer te dienen. Daarom deed hij alle godenbeelden weg uit heel Juda en Benjamin. Ook uit de steden die hij in de bergen van Efraïm had veroverd. Hij herbouwde het altaar van de Heer bij de voorhal van de tempel.

9. Hij liet heel Juda en Benjamin naar Jeruzalem komen, samen met alle mannen uit andere stammen die zich bij hem hadden aangesloten. Want er waren veel mannen van de stammen van Efraïm, Manasse en Simeon overgelopen naar koning Asa. Ze kwamen naar hem toe, omdat ze merkten dat zijn Heer God met hem was.

10. En ze kwamen in Jeruzalem samen, in de derde maand. Asa regeerde toen 15 jaar.

11. Die dag offerden ze aan de Heer 700 koeien en 7000 schapen van de buit die ze hadden meegebracht.

12. Ze sloten een verbond met de Heer God. Ze beloofden dat ze Hem met hun hele hart en hele ziel zouden dienen.

13. Ze beloofden ook dat iedereen die de Heer, de God van Israël, niet zou dienen, gedood zou worden. Van hoog tot laag, man of vrouw.

14. Ze zwoeren dit luid, terwijl er op de trompetten en de ramshorens werd geblazen. Iedereen juichte.

15. Heel Juda vierde feest over de eed die ze hadden gezworen. Want ze hadden die met hun hele hart gezworen. Ze wilden Hem met hart en ziel dienen. Daarom was Hij goed voor hen: Hij gaf hun aan alle kanten vrede.

16. Koning Asa heeft zelfs zijn [ groot ]moeder Maächa haar macht afgenomen, omdat ze een godenbeeld had gemaakt. Asa hakte het beeld stuk, verpulverde het en verbrandde het in het Kidron-dal.

17. Maar de altaren in Juda liet hij staan. Toch diende Asa zijn leven lang God met zijn hele hart.

18. Hij bracht de geschenken die zijn vader aan de Heer had gegeven en zijn eigen geschenken naar de tempel van God: zilver, goud en allerlei voorwerpen.

19. In de eerste 35 jaar dat Asa koning was, was er geen oorlog.