BasisBijbel

2 Korintiërs 11:31-33 BasisBijbel (BB)

31. De God en Vader van onze Heer Jezus, die voor eeuwig geprezen moet worden, weet dat ik niet lieg.

32. Toen ik in Damaskus was, liet de bestuurder van Damaskus (aangesteld door koning Aretas) de stad bewaken. Want hij wilde mij gevangen nemen.

33. Maar vrienden hebben mij toen vanuit een raam in de stadsmuur in een mand naar beneden laten zakken. En zo ben ik ontsnapt. (lees verder)