BasisBijbel

2 Koningen 23:5-12 BasisBijbel (BB)

5. Ook ontsloeg hij alle afgodspriesters. Zij waren door de [ vorige ] koningen van Juda aangewezen om offers te brengen op de altaren die in de steden van Juda en in de omgeving van Jeruzalem stonden. Ook alle priesters die offers brachten aan de zon, de maan, de sterren en de sterrenbeelden stuurde hij weg.

6. Hij haalde de heilige paal weg uit de tempel van de Heer. Hij verbrandde hem buiten Jeruzalem bij de beek Kidron. Wat ervan overbleef, verpulverde hij tot stof. Het stof wierp hij op de begraafplaats.

7. Hij liet in de tempel van de Heer de kamers afbreken van de mannen die als tempelhoer werkten en van de vrouwen die kleren weefden voor het godenbeeld.

8. Hij liet alle [ Levitische ] afgodspriesters uit de steden van Juda naar Jeruzalem komen. Hij zorgde ervoor dat de altaren waar zij offers hadden gebracht, van Geba tot Berseba, onrein gemaakt werden. De altaren bij het huis van de stadsbestuurder Jozua, links van de stadspoort als je de stad in kwam, liet hij ook afbreken.

9. De Levieten die priester waren geweest bij de altaren van de afgoden, mochten geen dienst doen bij het altaar van de Heer in Jeruzalem. Maar ze mochten wel samen met de andere Levieten mee-eten van de ongegiste broden.

10. Hij maakte de offerplaats Tofet in het dal Ben-Hinnom onrein, zodat niemand meer zijn zoon of zijn dochter voor Moloch zou verbranden.

11. Hij haalde de paarden weg die de koningen van Juda voor de aanbidding van de zon hadden gegeven. Die paarden stonden bij de ingang van de tempel van de Heer, bij de kamer van de hoveling Natan-Melech in de bijgebouwen. De zonnewagen liet hij verbranden.

12. Ook liet hij de altaren afbreken die op het dak van de bovenzaal van Achaz stonden. Die altaren waren gebouwd door koningen van Juda. De altaren die koning Manasse had neergezet op de twee pleinen van de tempel van de Heer, liet hij ook afbreken. Het puin stortte hij in de beek Kidron.