BasisBijbel

2 Koningen 17:16-21 BasisBijbel (BB)

16. Ze hielden zich niet meer aan de wetten die hun Heer God aan hen had gegeven. Ze hadden gouden beelden gemaakt van twee kalveren, heilige palen neergezet en de zon en de maan aanbeden. Ook hadden ze de god Baäl aanbeden.

17. Ze hadden hun zonen en dochters als brand-offers geofferd en zich met toverij en waarzeggerij beziggehouden. Ze hadden andere goden gediend en niet geleefd zoals de Heer het wil. Zo hadden ze Hem kwaad gemaakt.

18. Daarom was de Heer zó woedend op Israël geworden, dat Hij niets meer met hen te maken wilde hebben. Zo werd Israël vernietigd. Alleen de stam van Juda bleef over.

19. Maar ook de stam van Juda had zich niet aan de wetten van zijn Heer God gehouden. Ze hadden dezelfde dingen gedaan als de rest van Israël.

20. Daarom bracht God het hele volk Israël in grote moeilijkheden. Hij gaf hen in de macht van veroveraars. Hij wilde niets meer met hen te maken hebben.

21. God had [ het grootste deel van ] Israël losgescheurd van de familie van David. Zij kroonden Jerobeam, de zoon van Nebat, tot koning. Jerobeam zorgde ervoor dat Israël God niet langer wilde dienen.