BasisBijbel

2 Koningen 16:1-10 BasisBijbel (BB)

1. Toen Peka, de zoon van Remalia, 17 jaar koning van Israël was, werd Achaz, de zoon van koning Jotam, koning van Juda.

2. Achaz was 20 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 16 jaar in Jeruzalem. Hij leefde niet zoals zijn Heer God het wilde. Hij leefde niet zoals zijn voorvader David.

3. Hij deed precies dezelfde slechte dingen die de koningen van Israël allemaal deden. Hij offerde zelfs zijn zoon als brand-offer aan de afgoden, zoals de volken deden die de Heer voor Israël had weggejaagd.

4. Hij bracht offers op de altaren op de heuvels en onder elke grote boom.

5. Toen vielen koning Rezin van Aram en koning Peka van Israël met hun legers samen Jeruzalem aan. Ze omsingelden de stad, maar het lukte hun niet om de stad te veroveren.

6. In diezelfde tijd veroverde koning Rezin Elat terug van Juda en joeg de Judeeërs weg uit de stad. Toen gingen de Arameeërs in Elat wonen. Daar wonen ze nu nog steeds.

7. Koning Achaz stuurde boodschappers naar koning Tiglat-Pileser van Assur die hem moesten zeggen: "Ik ben uw dienaar en uw zoon. Kom mij alstublieft redden van koning Rezin van Aram en koning Peka van Israël. Want ze hebben mij met hun legers omsingeld."

8. En hij gaf de boodschappers al het zilver en goud mee uit de tempel van de Heer en uit de schatkamers van het paleis, als geschenk voor de koning van Assur.

9. De koning van Assur deed wat koning Achaz had gevraagd. Hij trok met zijn leger naar Damaskus en veroverde de stad. De bevolking nam hij gevangen mee naar Kir. Koning Rezin liet hij doden.

10. Koning Achaz reisde naar Damaskus om koning Tiglat-Pileser te bedanken. In Damaskus zag hij een altaar. Hij besloot dat hij precies zo'n altaar wilde hebben in Jeruzalem. Daarom stuurde hij tekeningen van het altaar en een model ervan naar de priester Uria.