BasisBijbel

2 Koningen 10:31-36 BasisBijbel (BB)

31. Maar Jehu was niet met zijn hele hart gehoorzaam aan de wet van de Heer, de God van Israël. Hij bleef de gouden kalveren aanbidden, net zoals vroeger koning Jerobeam had gedaan. En Israël deed daaraan mee.

32. In die tijd begon de Heer het land Israël kleiner te maken: [ koning ] Hazaël [ van Aram ] veroverde een groot gebied van Israël.

33. Hij veroverde alles wat aan de oostkant van de Jordaan ligt. Dus het hele land Gilead, dat is het hele gebied van de stammen van Gad, Ruben en de helft van de stam van Manasse. Namelijk het gebied vanaf Aroër aan de beek Arnon [ in het zuiden ], en Gilead, en het gebied Basan [ in het noorden ].

34. De rest van wat Jehu allemaal heeft gedaan, met al zijn dappere daden, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël.

35. Jehu stierf en werd in Samaria begraven. Zijn zoon Joahaz werd na hem koning van Israël.

36. Jehu had 28 jaar over Israël geregeerd in Samaria.