BasisBijbel

1 Timoteüs 3:1-14 BasisBijbel (BB)

1. Als iemand graag een leider wil worden in de gemeente, dan verlangt hij naar een mooie taak. Want het is mooi werk.

2. Van een leider moeten geen slechte dingen gezegd kunnen worden. Hij mag maar één vrouw hebben. Hij moet nuchter, rustig, fatsoenlijk en gastvrij zijn. Ook moet hij goed kunnen lesgeven [ in het woord ].

3. Hij mag niet verslaafd zijn aan wijn en niet driftig zijn. Hij moet vriendelijk en vreedzaam zijn, en geen ruziezoeker. Ook mag hij niet hebzuchtig zijn.

4. Hij moet zijn eigen gezin en de mensen in zijn huis goed kunnen leiden. Ook moet hij zijn kinderen rustig en beheerst opvoeden.

5. Want als iemand zijn eigen huis niet goed kan leiden, hoe zou hij dan de gemeente van God kunnen leiden?

6. Hij mag niet iemand zijn die nog maar pas gelooft, want dan zou hij trots kunnen worden. Dan zou hij in dezelfde valkuil vallen als de duivel.

7. Ook de mensen buiten de gemeente moeten goede dingen over hem zeggen. Want als er slechte dingen over hem worden gezegd, kan hij in de val lopen die de duivel voor hem heeft opgezet.

8. De mensen die hem helpen bij het leiden van de gemeente, moeten goede en fatsoenlijke mensen zijn. Ze moeten in alles eerlijk zijn, niet te veel wijn drinken en niet hebzuchtig zijn.

9. Maar ze moeten met een zuiver geweten vasthouden aan het geheim van het geloof.

10. Ook bij hen moet eerst uitgezocht worden of ze geschikt zijn voor hun taak. Pas als blijkt dat ze geschikt zijn, mogen ze eraan beginnen.

11. Ook hun vrouwen moeten in alles fatsoenlijk zijn. Ze mogen niet roddelen. Maar ze moeten nuchter zijn en in alles te vertrouwen.

12. De mannen die de leider van de gemeente helpen, mogen maar één vrouw hebben. En ze moeten goed leiding kunnen geven aan hun eigen gezin en aan de andere mensen in hun huis.

13. Als ze hun taak goed doen, zullen de mensen respect voor hen hebben. En ze zullen vol geloof en zonder vrees kunnen spreken over het geloof in Jezus Christus.

14. Ik schrijf je dit nu alvast, ook al hoop ik gauw naar je toe te kunnen komen.