BasisBijbel

1 Samuel 9:16-25 BasisBijbel (BB)

16. "Morgen om deze tijd zal Ik een man uit het gebied van de stam van Benjamin naar je toe sturen. Hém moet je tot koning van mijn volk Israël zalven. Hij zal mijn volk bevrijden uit de macht van de Filistijnen. Want Ik heb gehoord hoe ze Mij om hulp roepen en Ik zal doen wat ze hebben gevraagd."

17. Toen Samuel Saul zag, zei de Heer tegen hem: "Dit is de man over wie Ik het had. Hij zal over mijn volk heersen."

18. Saul liep in de poort naar Samuel toe en zei: "Kunt u mij vertellen waar de ziener woont?"

19. Samuel antwoordde: "Ik ben de ziener. Ga met me mee de heuvel op en eet vandaag met mij. Dan kun je morgen weer vertrekken. Ik zal je alles vertellen wat je wil weten.

20. Wat betreft de ezels die je al drie dagen loopt te zoeken: maak je daar niet langer druk over, want ze zijn gevonden. Maar van wie zullen alle goede dingen in Israël zijn? Zijn ze niet van jou en je familie?"

21. Maar Saul antwoordde: "Ik ben uit de stam van Benjamin. Dat is een van de kleinste stammen van Israël! En mijn familie is één van de minst belangrijke van onze stam. Waarom zegt u dat dan tegen mij?"

22. Toen nam Samuel Saul en zijn knecht mee naar binnen. Hij liet hen op de belangrijkste plaats zitten, aan het hoofd van de tafel. Er waren ongeveer 30 gasten.

23. Samuel zei tegen de kok: "Breng het stuk vlees waarvan ik je gezegd had dat je het apart moest houden."

24. Toen bracht de kok de hele schouder van het offerdier en zette die voor Saul neer. Samuel zei: "Dit stuk had ik voor jou apart gehouden. Eet, want we hebben het speciaal voor jou bewaard toen ik iedereen voor dit feest uitnodigde." Zo at Saul die dag met Samuel.

25. Daarna gingen ze de heuvel af, terug naar de stad. En Samuel sprak met Saul op het dak van zijn huis.