26. David ging naar Ziklag terug. Hij stuurde een deel van de buit naar de leiders van Juda die met hem bevriend waren. Hij liet tegen hen zeggen: "Hier is voor jullie een deel van de buit die de Heer ons heeft gegeven."
27. Zo ging er een geschenk naar de leiders van Bet-El, Ramot in het zuiden,
28. Jater, Aroër, Sifmot,
29. Estemoa, Rachal, de steden van de Jerameëlieten en van de Kenieten,
30. Horma, Kor-Asan,
31. Atach en Hebron. Dat waren alle plaatsen waar David met zijn mannen had rondgezworven.