BasisBijbel

1 Samuel 2:11-19 BasisBijbel (BB)

11. Toen ging Elkana terug naar Rama. Maar de jongen bleef bij Eli in Silo om de Heer te dienen.

12. Maar de zonen van Eli waren slecht. Ze trokken zich helemaal niets aan van de Heer. Ook niet van de wetten voor de priesters.

13. Steeds als iemand een vlees-offer kwam brengen, kwam de knecht van de priester zodra de mensen het vlees gingen koken.

14. Hij stak dan een grote vork in de pot, pan of ketel. Alles wat aan de vork naar boven kwam, nam hij mee voor de priester. Dat deden ze bij alle Israëlieten die daar in Silo kwamen.

15. Zelfs nog vóórdat de mensen het vet hadden verbrand, kwam de knecht van de priester en zei tegen de man die het vlees-offer bracht: "Geef de priester een stuk vlees om te braden. Hij wil geen gekookt vlees. Geef me dus een rauw stuk."

16. Als de man dan antwoordde: "Eerst moet het vet worden verbrand. Daarna mag je zoveel meenemen als je wil," dan zei de knecht: "Geef het nu onmiddellijk, anders neem ik het met geweld."

17. De Heer vond het heel erg wat Eli's zonen deden. Want daardoor hadden de mensen geen ontzag meer voor de offers van de Heer.

18. Samuel diende de Heer in het heiligdom. Hij was nog maar een jongen en droeg eenvoudige linnen kleren .

19. Elk jaar maakte zijn moeder nieuwe kleren voor hem. Die bracht ze mee als ze met haar man meeging om het jaarlijkse vlees-offer te brengen.