BasisBijbel

1 Samuel 17:17-25 BasisBijbel (BB)

17. Isaï zei tegen zijn zoon David: "Ga snel naar je broers in het legerkamp en breng ze geroosterd graan en tien broden.

18. En geef deze tien kazen aan hun aanvoerder. Ga kijken of het goed gaat met je broers. Breng iets van hen mee waaraan ik kan zien dat ze nog leven.

19. Want Saul en alle Israëlieten zijn in het Eikendal in gevecht met de Filistijnen."

20. David stond 's morgens vroeg op en liet de schapen achter bij een herder. Hij laadde het eten op een ezel en ging op weg, zoals Isaï hem gezegd had. Toen hij bij het kamp kwam, hief het leger juist de strijdkreet aan om zich te gaan opstellen.

21. De legers van de Israëlieten en de Filistijnen stelden zich tegenover elkaar op.

22. David liet zijn spullen achter bij de bewaker van de legerbagage en liep naar het leger. Toen hij daar aankwam, vroeg hij aan zijn broers hoe het met hen ging.

23. Terwijl hij met hen aan het praten was, kwam de kampvechter Goliat, de Filistijn uit Gat, uit het leger van de Filistijnen naar voren. Hij zei dezelfde dingen als altijd en David hoorde het.

24. Toen de Israëlieten de man zagen, werden ze bang en sloegen op de vlucht.

25. De Israëlieten zeiden tegen elkaar: "Heb je die man gezien? Hij komt om Israël uit te dagen! Wie hem verslaat, krijgt van de koning een grote beloning. Bovendien mag hij met zijn dochter trouwen. En zijn familie zal geen belasting meer hoeven te betalen."