BasisBijbel

1 Samuel 15:1-13 BasisBijbel (BB)

1. Samuel zei tegen Saul: "De Heer heeft u uitgekozen als koning van zijn volk Israël. Hij heeft mij gezegd dat ik u tot koning moest zalven. Luister nu naar wat de Heer zegt.

2. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ik ga de Amalekieten straffen voor wat ze Israël hebben aangedaan. Want Amalek heeft Israël aangevallen toen het volk uit Egypte kwam.

3. Ga nu en vernietig Amalek. Dood alles en iedereen: mannen en vrouwen, kinderen en baby's, koeien en schapen, kamelen en ezels."

4. Saul riep het volk bij elkaar en verzamelde een leger bij Telaïm: 200.000 mannen te voet. Bovendien nog 10.000 mannen uit Juda.

5. Toen Saul de [ hoofd ]stad van Amalek bereikt had, legde hij in het dal een hinderlaag.

6. Saul waarschuwde de Kenieten die in Amalek woonden: "Vertrek uit Amalek, zodat jullie niet samen met hen worden gedood. Want jullie zijn goed geweest voor de Israëlieten toen zij uit Egypte kwamen." Toen vertrokken de Kenieten uit Amalek.

7. En Saul versloeg Amalek vanaf Havila tot in de buurt van Sur, dat ten oosten van Egypte ligt.

8. Koning Agag van Amalek greep hij levend. Maar het hele leger doodde hij.

9. Maar Agag doodde hij niet. Ook de beste en één na beste dieren van het vee liet hij leven: schapen, geiten, koeien en lammetjes. Alle waardevolle dieren liet hij in leven. Maar al het minder sterke vee werd gedood.

10. Toen zei de Heer tegen Samuel:

11. "Ik verander mijn plannen. Ik had Saul niet tot koning moeten maken. Want hij trekt zich niets meer van Mij aan. Hij heeft Mij niet gehoorzaamd." Dit vond Samuel verschrikkelijk en hij bad de hele nacht tot de Heer.

12. De volgende ochtend ging hij Saul al vroeg tegemoet. Er werd tegen Samuel gezegd: "Saul is op dit moment in Karmel. Hij heeft daar voor zichzelf een monument neergezet. Daarna is hij naar Gilgal gegaan."

13. Toen Samuel bij Saul kwam, zei Saul tegen hem: "Gods zegen, Samuel! Ik heb gedaan wat de Heer heeft bevolen."