BasisBijbel

1 Samuel 14:9-23 BasisBijbel (BB)

9. Als ze tegen ons zeggen: 'Blijf staan tot we bij jullie zijn,' dan blijven we waar we zijn en klimmen niet naar hen toe.

10. Maar als ze zeggen: 'Kom maar naar ons toe [ als je durft ],' dan zullen we naar hen toe klimmen. Want dat zal voor ons het teken zijn dat de Heer hen in onze macht heeft gegeven."

11. Toen de wachtposten van de Filistijnen hen zagen, zeiden de Filistijnen: "Kijk, er komen Hebreeën tevoorschijn uit de holen waarin ze zich hadden verstopt."

12. En ze riepen naar Jonatan en zijn schildknaap: "Kom dan naar boven, dan zullen we jullie eens een lesje leren!" Toen zei Jonatan tegen zijn schildknaap: "Klim achter mij aan naar boven. De Heer heeft hen in de macht van Israël gegeven!"

13. En Jonatan klom op handen en voeten naar boven, met zijn schildknaap achter zich aan. Hij sloeg de wachtposten tegen de grond en zijn schildknaap doodde hen achter hem.

14. Deze overwinning van Jonatan en zijn schildknaap kostte de Filistijnen ongeveer 20 mannen, op een vrij klein stuk terrein.

15. Toen ontstond er een aardbeving in het legerkamp, in het veld en in het hele land van de Filistijnen. De Filistijnen raakten helemaal in paniek: de rest van de wachtposten en de mannen die op rooftocht waren, beefden van angst.

16. De wachtposten van Saul in Gibea zagen dat de Filistijnen doodsbang heen en weer renden en met elkaar vochten.

17. Saul zei tegen zijn mannen: "Ga eens kijken wie van ons is weggegaan." Ze gingen het na en ontdekten dat Jonatan en zijn schildknaap er niet waren.

18. Toen zei Saul tegen Ahia: "Breng de kist van God hier." Want de kist van God was in die tijd bij de Israëlieten.

19. Maar intussen werd het lawaai in het kamp van de Filistijnen luider en luider. Daarom zei Saul tegen de priester: "Laat het maar."

20. Saul verzamelde zijn mannen en ging naar de plaats waar werd gevochten. Toen ze daar aankwamen, zagen ze dat de Filistijnen met elkaar vochten. Het was één grote verwarring.

21. Een groot aantal Hebreeën dat eerst overgelopen was naar het leger van de Filistijnen, sloot zich nu aan bij het leger van Saul en Jonatan.

22. De Israëlieten die zich in de bergen van Efraïm hadden verborgen, hoorden ook dat de Filistijnen op de vlucht sloegen. Toen sloten ook zij zich bij Saul aan in de strijd.

23. Zo bevrijdde de Heer die dag Israël. Er werd tot voorbij Bet-Aven gevochten.