BasisBijbel

1 Samuel 14:37-44 BasisBijbel (BB)

37. Toen vroeg Saul aan God: "Zal ik de Filistijnen achtervolgen? Zult U hen in onze macht geven?" Maar de Heer gaf hem geen antwoord.

38. Toen zei Saul: "Laat alle aanvoerders hier komen. We moeten nagaan waarom de Heer ons niet wil antwoorden. Iemand moet Hem ongehoorzaam zijn geweest.

39. Ik zweer bij de Heer die Israël bevrijdt: de schuldige zal gedood worden. Zelfs als dat mijn zoon Jonatan zou zijn." Niemand antwoordde hem.

40. Toen zei hij tegen zijn mannen: "Jullie gaan aan de ene kant staan en mijn zoon en ik aan de andere kant." Zijn mannen zeiden tegen Saul: "Doe wat u wil."

41. Toen zei Saul tegen de Heer: "God van Israël, wijs ons de schuldige aan." Saul en Jonatan werden aangewezen. De andere mannen gingen vrijuit.

42. Saul zei: "Loot tussen mij en mijn zoon Jonatan." Toen werd Jonatan aangewezen.

43. Saul zei tegen Jonatan: "Vertel me wat je hebt gedaan." Jonatan antwoordde: "Ik heb met de punt van een stok een klein beetje honing gegeten. Hier ben ik. Moet ik sterven?"

44. Saul zei: "Ik zweer bij de Heer dat je moet sterven, Jonatan."