BasisBijbel

1 Samuel 12:1-14 BasisBijbel (BB)

1. Toen zei Samuel tegen heel Israël: "Ik heb gedaan wat jullie mij hadden gevraagd. Ik heb jullie een koning gegeven.

2. Vanaf nu gaat de koning jullie leiden. Maar ik ben oud en grijs geworden. Mijn zonen zijn bij jullie. Ik heb jullie vanaf mijn jeugd tot nu toe geleid.

3. Hier ben ik. Zeg mij nu, hier bij de Heer en bij de man die Hij tot koning heeft gezalfd: heb ik ooit iemand zijn koe afgenomen? Heb ik ooit iemand zijn ezel afgepakt? Heb ik ooit iemand slecht behandeld? Heb ik me ooit laten omkopen om oneerlijk recht te spreken? Als ik een van deze dingen ooit heb gedaan, dan wil ik dat nu in orde maken."

4. Ze antwoordden hem: "U heeft ons nooit slecht behandeld, u bent nooit onrechtvaardig geweest en u heeft u nooit laten omkopen."

5. Toen zei Samuel: "De Heer en de koning zijn er dus nu getuige van dat ik niemand iets schuldig ben." Ze antwoordden: "De Heer is getuige."

6. Samuel zei tegen het volk: "De Heer Zelf heeft Mozes en Aäron aangewezen om jullie uit Egypte te bevrijden. Zo heeft de Heer jullie gered.

7. Ga nu allemaal staan. Ik wil jullie vertellen welke goede dingen de Heer allemaal voor jullie en voor jullie voorouders heeft gedaan.

8. Jakob was in Egypte gaan wonen. Later begonnen jullie voorouders de Heer om hulp te roepen. Toen stuurde Hij Mozes en Aäron. Zij bevrijdden jullie voorouders uit Egypte. Zij brachten hen hierheen, zodat ze hier konden gaan wonen.

9. Maar jullie voorouders vergaten hun Heer God. Daarom gaf God hen in de macht van Sisera , de legeraanvoerder van Hazor. Ook gaf Hij hen in de macht van de Filistijnen en van de koning van Moab. Die streden tegen hen.

10. Toen riepen ze de Heer om hulp en zeiden: 'We hebben verkeerd gedaan. We hebben U verlaten en zijn andere goden gaan aanbidden. Red ons nu alstublieft uit de macht van onze vijanden. We zullen U weer dienen.'

11. Toen stuurde de Heer Gideon , Barak, Jefta en Samuel. Hij redde jullie uit de macht van de vijanden om jullie heen. Daardoor konden jullie veilig wonen.

12. Maar toen jullie zagen dat koning Nahas van de Ammonieten jullie ging aanvallen, zeiden jullie tegen mij: 'We willen een koning.' Terwijl jullie Heer God toch jullie Koning is.

13. Wel, hier staat nu de koning die jullie wilden hebben. De Heer heeft jullie een koning gegeven.

14. Denk erom dat jullie en de koning wel diep ontzag voor de Heer blijven hebben. Jullie moeten Hem blijven dienen en Hem gehoorzamen! Jullie en de koning moeten wel jullie Heer God blijven volgen! Dan zal Hij jullie beschermen.