BasisBijbel

1 Samuel 10:19-27 BasisBijbel (BB)

19. Maar die God die jullie uit alle rampen en gevaren heeft gered, schuiven jullie nu aan de kant. Want jullie hebben tegen Hem gezegd: 'We willen liever een koning.' Kom nu allemaal voor de Heer staan, in groepen volgens de stammen en families waar jullie bij horen."

20. Toen liet Samuel alle stammen van Israël naar voren komen, en de stam van Benjamin werd aangewezen.

21. Toen liet hij de families van de stam van Benjamin naar voren komen, en de familie van Matri werd aangewezen. Tenslotte werd Saul, de zoon van Kis aangewezen. Maar toen ze hem zochten, was hij nergens te vinden.

22. Daarom stelden ze de Heer nog een vraag: "Moet de man soms nog komen?" Toen zei de Heer: "Hij heeft zich tussen de bagage verstopt."

23. Ze gingen er kijken en vonden hem daar. Ze haalden hem tevoorschijn. Toen hij tussen de mensen in stond, zagen ze dat hij een hoofd boven alle anderen uitstak.

24. Samuel zei tegen het volk: "Zien jullie wel wie de Heer heeft uitgekozen? Onder het hele volk is er niemand als hij!" Het hele volk begon te juichen en riep: "Lang leve de koning!"

25. Daarna legde Samuel aan het volk uit welke rechten de koning had. Hij schreef ze in een boek en legde dat neer bij de Heer. Toen stuurde Samuel iedereen naar huis.

26. Ook Saul ging naar zijn huis, in Gibea. Een aantal dappere mannen die dat van God op hun hart gekregen hadden, ging met hem mee.

27. Maar een aantal schurken zei: "Hoe zou deze man ons kunnen redden?" En ze vonden het niets dat hij koning werd. Ze brachten hem geen geschenken. Maar hij deed alsof hij niets hoorde.