BasisBijbel

1 Samuel 10:1-14 BasisBijbel (BB)

1. Toen goot Samuel een kruikje met olijf-olie over Sauls hoofd leeg. Hij omhelsde hem en zei: "De Heer zalft jou tot koning van zijn eigendom.

2. Straks, als je hier bij mij bent vertrokken, zul je twee mannen tegenkomen bij het graf van Rachel, bij Zelza in het gebied van Benjamin. Ze zullen tegen je zeggen: 'De ezels die je bent gaan zoeken, zijn gevonden. Intussen is je vader niet meer bezorgd over de ezels, maar over jou. Hij vraagt zich af wat hij voor zijn zoon kan doen.'

3. Als je dan verder gaat en bij de eik van Tabor komt, zul je daar drie mannen tegenkomen op weg naar God in Bet-El. Een van hen draagt drie geitjes, een ander drie broden en de derde een kruik wijn.

4. Ze zullen je groeten en je twee broden geven. Die moet je van hen aannemen.

5. Daarna kom je in Gibea-van-God, waar een afdeling van het leger van de Filistijnen ligt. Als je daar de stad ingaat, zul je een groep profeten tegenkomen. Ze komen van de heuvel af, spelend op muziekinstrumenten. En ze zullen lopen profeteren.

6. Dan zal de Geest van de Heer ook over jou komen. En je zal met hen gaan profeteren en een ander mens worden.

7. Als deze tekens gebeurd zijn, doe dan wat je moet doen, want God is met je.

8. Ga voor mij uit naar Gilgal. Daar zal ik naar je toe komen om brand-offers en dank-offers te brengen. Wacht zeven dagen op me. Dan zal ik je komen zeggen wat je moet doen."

9. Op het moment dat Saul bij Samuel wegging, veranderde God hem van binnen. En alle dingen die Samuel had genoemd, gebeurden die dag.

10. Toen ze bij Gibea aankwamen, kwamen ze een groep profeten tegen. Ook Saul werd plotseling vol van Gods Geest. Hij begon net als zij te profeteren.

11. De mensen die hem kenden, zeiden tegen elkaar: "Wat is er toch met de zoon van Kis gebeurd? Is Saul óók profeet geworden?"

12. Iemand anders zei: "Wie is dan hun vader?" Zo is de vraag: 'Is Saul óók profeet geworden?' een uitdrukking geworden.

13. Toen Saul klaar was met profeteren, ging hij naar de heuvel.

14. Sauls oom vroeg hem en de knecht: "Waar zijn jullie dan helemaal geweest?" Saul zei: "We waren de ezels gaan zoeken. Maar toen we ze nergens konden vinden, zijn we naar Samuel gegaan."