BasisBijbel

1 Samuel 1:12-26 BasisBijbel (BB)

12. Omdat ze lang bij de Heer bleef bidden, ging Eli op haar letten.

13. Doordat Hanna zachtjes in zichzelf praatte, zag hij wel haar lippen bewegen, maar hoorde hij haar niet. Daarom dacht Eli dat ze dronken was.

14. Hij zei tegen haar: "Hoe durf je hier te komen als je dronken bent? Zorg er maar voor dat je eerst nuchter wordt!"

15. Maar Hanna antwoordde: "Nee, mijn heer, ik ben [ niet dronken, maar ] heel erg verdrietig. Ik heb mijn hart uitgestort bij de Heer.

16. Denk alstublieft niet dat ik een slechte vrouw ben. Maar ik heb zo lang gebeden omdat ik zo vreselijk verdrietig ben."

17. Toen antwoordde Eli: "Ga dan in vrede naar huis. De God van Israël zal je geven wat je van Hem hebt gevraagd."

18. Hanna bedankte hem en vertrok. Ze at weer en keek niet meer verdrietig.

19. De volgende ochtend stonden ze vroeg op om de Heer te gaan aanbidden in het heiligdom. Daarna gingen ze terug naar hun huis in Rama. Op een dag zorgde de Heer ervoor dat Hanna in verwachting raakte van Elkana.

20. Ze kreeg een zoon en ze noemde hem Samuel [ (= 'God heeft gehoord') ]. "Want," zei ze, "ik heb de Heer om hem gevraagd."

21. Dat jaar ging Elkana weer met zijn hele gezin naar Silo, om zoals elk jaar het vlees-offer en het belofte-offer aan de Heer te offeren.

22. Maar dit keer ging Hanna niet mee. Ze zei tegen haar man: "Als de jongen geen borstvoeding meer nodig heeft, zal ik hem meenemen. Dan zal ik hem naar de Heer brengen. Dan zal hij daar voor altijd blijven."

23. Haar man Elkana antwoordde: "Doe wat je wil. Blijf thuis totdat hij geen borstvoeding meer nodig heeft. De Heer heeft gedaan wat Hij heeft beloofd." Hanna bleef dus thuis om haar zoon te voeden.

24. Toen hij geen borstvoeding meer nodig had, nam ze hem mee naar Silo. Ook bracht ze drie stieren, een efa [ (22 liter) ] meel en een kruik wijn mee. Zo bracht ze hem naar het heiligdom van de Heer in Silo. Hij was nog maar een klein jongetje.

25. Nadat ze één van de stieren hadden geofferd, brachten ze het jongetje naar Eli.

26. Hanna zei: "Mijn heer, ik ben die vrouw die hier bij u stond om tot de Heer te bidden.