BasisBijbel

1 Kronieken 9:11-25 BasisBijbel (BB)

11. Azarja, de zoon van Hilkia, die een zoon was van Mesullam, die een zoon was van Zadok, die een zoon was van Merajot, die een zoon was van Ahitub. Azarja had de leiding in de tempel van God.

12. Verder Adaja, de zoon van Jeroham, die een zoon was van Pashur, die een zoon was van Malchia. Massai, de zoon van Adiël, die een zoon was van Jazera, die een zoon was van Mesullam, die een zoon was van Mesillemit, die een zoon was van Immer.

13. Samen met de familiehoofden kwamen in totaal 1760 priesters terug, moedige mannen die God dienden in de tempel.

14. Van de Levieten:Semaja, de zoon van Hasub, die een zoon was van Azrikam, die een zoon was van Hasabja, die een zoon was van Merari.

15. Bakbakkar, Heres en Galal.Mattanja, de zoon van Micha, die een zoon was van Zichri, die een zoon was van Asaf.

16. Obadja, de zoon van Semaja, die een zoon was van Galal, die een zoon was van Jedutun.Berechja, de zoon van Asa, die een zoon was van Elkana. Hij ging in de dorpen bij Netofa wonen.

17. De poortwachters van het heiligdom:Sallum, Akkub, Talmon en Ahiman en hun broers. Sallum was hun hoofd.

18. Zij zijn nog steeds poortwachters bij de Koningspoort. Dat is de oostpoort van de tempel.

19. Sallum was de zoon van Kore, die een zoon was van Ebjasaf, uit de familie van Korach. Hij en de andere mannen uit de familie van Korach bewaakten de ingang van de tent van ontmoeting, net zoals hun voorvaders vroeger de ingang tot de tent van de Heer hadden bewaakt in het tentenkamp van Israël.

20. Toen had Pinehas, de zoon van Eleazar, de leiding over hen gehad en de Heer was met hem.

21. Zecharja, de zoon van Meselemja, bewaakte de ingang van de tent van ontmoeting.

22. In totaal waren er 212 bewakers. Hun namen staan op de namenlijsten van de dorpen waar ze wonen. Ze waren door David en de profeet Samuel voor die taak aangewezen.

23. Zij en hun zonen ná hen bewaakten de ingangen van de tent van ontmoeting en later de poorten van de tempel van de Heer.

24. Aan elke kant stonden poortwachters: aan de oostkant, de westkant, de noordkant en de zuidkant.

25. Sallum, Akkub, Talmon en Ahiman hadden om de beurt een week dienst met een aantal andere Levieten uit de dorpen.