BasisBijbel

1 Kronieken 5:6-16 BasisBijbel (BB)

6. Zijn zoon was Beëra. Beëra werd door koning Tiglat-Pileser van Assur gevangen meegenomen. Hij was het stamhoofd van de stam van Ruben.

7. Verder staan in de namenlijst: het familiehoofd Jehiël, Zecharja

8. en Bela, de zoon van Azaz, die een zoon was van Sema, die een zoon was van Joël. Zij woonden in Aroër en tot aan Nebo en Baäl-Meon.

9. In oostelijke richting woonden ze langs de rand van de woestijn die aan de zuidkant van de rivier de Eufraat ligt. Want ze hadden zoveel vee, dat er in het land Gilead niet meer genoeg land voor hen was.

10. In de tijd dat Saul koning was, voerden ze oorlog met de Hagarenen. Toen ze die hadden overwonnen, gingen zij in hun gebied aan de oostkant van Gilead wonen.

11. De stam van Gad woonde ten noorden van de stam van Ruben, in het land Basan, tot aan Salcha.

12. Joël was het stamhoofd. Na hem was Safam de belangrijkste. Ook Jaënai en Safat woonden in Basan.

13. Zeven andere familiehoofden waren: Michaël, Mesullam, Scheba, Jorai, Jakan, Zia en Heber.

14. Zij waren zonen van Abichaïl, de zoon van Huri, die een zoon was van Jaroa, die een zoon was van Gilead, die een zoon was van Michaël, die een zoon was van Jesisai, die een zoon was van Jado, die een zoon was van Buz.

15. Ahi, de zoon van Abdiël, die een zoon was van Guni, was het hoofd van hun familie.

16. Ze woonden in Gilead, Basan en de gebieden die daarbij hoorden, en op alle graslanden van Saron.