BasisBijbel

1 Kronieken 4:20-32 BasisBijbel (BB)

20. De zonen van Simon waren: Amnon, Rinna, Benhanan en Tilon. De zonen van Jiseï waren Zohet en Benzohet.

21. Juda's zoon Sela kreeg zonen: Er (die vader werd van Lecha) en Lada (die vader werd van Maresa). Ook de families van linnenwevers in Bet-Asbea stammen van hem af.

22. Verder kreeg hij Jokim. Ook de bewoners van Kozeba stammen van Er af. Verder kreeg Er: Joas en Saraf, die een poos over de Moabieten hebben geheerst, en Jasubilehem terug. Dit staat allemaal opgeschreven in oude boeken.

23. Zij waren pottenbakkers en tuinmannen en werkten voor de koning.

24. De zonen van Simeon waren: Nemuel, Jamin, Jarib, Zera en Saul.

25. Saul kreeg een zoon: Sallum. Sallums zoon was Mibsam. Zijn zoon was Misma.

26. Zijn zoon was Hammuel. Zijn zoon was Zakkur. Zijn zoon was Simeï.

27. Simeï had 16 zonen en zes dochters. Maar zijn broers hadden niet veel kinderen. Hun hele familie was niet zo groot als de familie van Juda.

28. Ze woonden in Berseba, Molada, Hazar-Sual,

29. Bilha, Esem, Tolad,

30. Betuel, Horma, Ziklag,

31. Bet-Markabot, Hazar-Susim, Bet-Biri en Saäraïm. In die steden woonden ze totdat David koning werd.

32. Verder woonden ze in de vijf steden Etam, Aïn, Rimmon, Tochen en Asan.