BasisBijbel

1 Kronieken 4:2-13 BasisBijbel (BB)

2. Sobals zoon Reaja kreeg een zoon: Jahat. Jahat kreeg zonen: Ahumai en Lahad. Deze families werden de Zoratieten genoemd.

3. Hur was de oudste zoon van Juda en Efrata. Hij kreeg zonen: Etam en Betlehem. De zonen van Etam waren: Jizreël, Jisma en Jidbas. Hun zus heette Hazzelelponi.

4. Verder Pnuël (die vader werd van Gedor) en Ezer (die vader werd van Husa).

5. Ashur, de zoon van Hezron (die vader werd van Tekoa) had twee vrouwen: Hela en Naära.

6. Naära kreeg zonen: Ahuzzam, Hefer, en de voorvaders van de families van Temen en de Haähastari. Dit zijn de zonen van Naära.

7. En de zonen van Hela waren: Zeret, Zohar en Etnan.

8. Koz kreeg zonen: Anub, Hazzobeba, en de voorvaders van de families van Aharhel, de zoon van Harum.

9. Jabes was de belangrijkste van zijn broers. Zijn moeder had hem Jabes [ (= 'verdriet') ] genoemd: "Want," zei ze, "zijn geboorte ging vreselijk moeilijk."

10. Jabes bad tot de God van Israël: "Wilt U alstublieft goed voor mij zijn en mijn gebied steeds groter maken. Wilt U met mij zijn en mij beschermen tegen het kwaad, zodat ik geen verdriet zal hebben!" En God gaf hem wat hij had gevraagd.

11. Kelub, de broer van Suha, kreeg een zoon: Mehir (die vader werd van Eston).

12. Eston kreeg zonen: Bet-Rafa, Pasea en Tehinna (die vader werd van Ir-Nahas). Zij horen allemaal bij de familie van Recha.

13. De zonen van Kenaz waren: Otniël en Seraja. De zonen van Otniël waren: Hatat en Meonotai.