BasisBijbel

1 Kronieken 29:1-11 BasisBijbel (BB)

1. Toen zei koning David tegen iedereen die daar aanwezig was: "Mijn zoon Salomo, die door God is uitgekozen, is nog jong. En er is veel werk te doen. Want dit paleis zal niet voor een mens zijn, maar voor de Heer God.

2. Daarom heb ik zoveel mogelijk materiaal verzameld voor de tempel van mijn God: goud, zilver, koper, ijzer, hout, edelstenen, gekleurde stenen, geborduurde stoffen en grote hoeveelheden marmer.

3. Maar bovendien wil ik, omdat ik zoveel houd van de tempel van mijn God, nog van mijn eigen schatten een geschenk geven voor de tempel.

4. Ik geef 3000 talenten [ (90.000 kilo) ] zuiver goud en 7000 talenten [ (210.000 kilo) ] zuiver zilver om de muren van de gebouwen mee te bedekken,

5. en goud en zilver om alle voorwerpen van te maken. Wie van jullie wil ook een geschenk aan de Heer geven?"

6. Toen gaven ook alle familiehoofden, stamhoofden, aanvoerders en ambtenaren van de koning goud, zilver en edelstenen voor de bouw van de tempel.

7. Ze gaven 5000 talenten [ (150.000 kilo) ] goud, 10.000 goudstukken, 10.000 talenten [ (300.000 kilo) ] zilver, 18.000 talenten [ (540.000 kilo) ] koper en 100.000 talenten [ (3 miljoen kilo) ] ijzer.

8. Ook gaf een aantal mannen de edelstenen weg die ze bij zich hadden, voor de tempelschat. Ze gaven ze aan Jehiël, uit de familie van Gerson.

9. De mensen gaven heel gul, want ze gaven het graag aan de Heer. Het hele volk was daar blij over. Ook koning David was er erg blij mee.

10. Hij prees de Heer en zei: "Ik prijs U, Heer, God van onze vader Israël, voor altijd.

11. Want U bent groot en machtig. U bent een machtig Koning. Alles in de hemel en op de aarde is van U. U bent de allerhoogste Koning.