BasisBijbel

1 Kronieken 27:11-26 BasisBijbel (BB)

11. Aanvoerder van de achtste groep, voor de achtste maand, was Sibbechai uit Husa. Hij was uit de familie van Zera. Zijn groep bestond uit 24.000 mannen.

12. Aanvoerder van de negende groep, voor de negende maand, was Abiëzer uit Anatot. Hij was uit de stam van Benjamin. Zijn groep bestond uit 24.000 mannen.

13. Aanvoerder van de tiende groep, voor de tiende maand, was Maharai uit Netofa. Hij was uit de familie van Zera. Zijn groep bestond uit 24.000 mannen.

14. Aanvoerder van de elfde groep, voor de elfde maand, was Benaja uit Piraton. Hij was uit de stam van Efraïm. Zijn groep bestond uit 24.000 mannen.

15. Aanvoerder van de twaalfde groep, voor de twaalfde maand, was Heldai uit Netofa. Hij was uit de familie van Otniël. Zijn groep bestond uit 24.000 mannen.

16. De volgende mannen waren aanvoerders van het leger van hun stam:van de stam van Ruben: Eliëzer, de zoon van Zichri.Van de stam van Simeon: Sefatja, de zoon van Maächa.

17. Van de stam van Levi: Hasabja, de zoon van Kemuel.Van de familie van Aäron: Zadok.

18. Van de stam van Juda: Elihu, een van Davids broers.Van de stam van Issaschar: Omri, de zoon van Michaël.

19. Van de stam van Zebulon: Jismaja, de zoon van Obadja.Van de stam van Naftali: Jerimot, de zoon van Azriël.

20. Van de stam van Efraïm: Hosea, de zoon van Azarja.Van de ene helft van de stam van Manasse: Joël, de zoon van Pedaja.

21. Van de andere helft van de stam van Manasse, in Gilead: Jiddo, de zoon van Zecharja.Van de stam van Benjamin: Jaäsiël, de zoon van Abner.

22. Van de stam van Dan: Azarel, de zoon van Jeroham.Dit waren de aanvoerders van Israëls stammen.

23. David had niet de mannen laten tellen die jonger dan 20 jaar waren. Want de Heer had gezegd, dat Hij Israël zo ontelbaar zou maken als de sterren aan de hemel.

24. Joab, de zoon van Zeruja, was wel met tellen begonnen, maar had het niet afgemaakt. Want de Heer was er kwaad over geworden dat David het volk liet tellen. Daarom is in de boeken met de geschiedenis van koning David niet opgeschreven hoeveel mannen het waren.

25. Azmavet, de zoon van Adiël, beheerde de voorraden van de koning in Jeruzalem.Jonatan, de zoon van Uzzia, ging over de voorraden van de koning op het land, in de steden en dorpen en in de wachttorens.

26. Esri, de zoon van Chelub, ging over de arbeiders die voor de koning op het land moesten werken.