41. Sallum kreeg een zoon: Jekamja. Jekamja kreeg een zoon: Elisama.
42. Kaleb, de broer van Jerameël, kreeg zonen: zijn oudste zoon Mesa (die vader werd van Zif), en Maresa (die vader werd van Hebron).
43. De zonen van Hebron waren: Korach, Tappuach, Rekem en Sema.
44. Sema kreeg een zoon: Racham (die vader werd van Jorkeam). Rekem kreeg een zoon: Sammai.
45. De zoon van Sammai was Maon (die vader werd van Bet-Zur).
46. Kaleb had een bijvrouw, Efa. Zij kreeg zonen: Haran, Moza en Gazez. Haran kreeg een zoon: Gazez.
47. De zonen van Jedai waren: Regem, Jotam, Gesan, Pelet, Efa en Saäf.
48. Kalebs andere bijvrouw Maächa kreeg ook zonen: Seber en Tirchana.
49. Verder kreeg ze Saäf (die vader werd van Madmanna), Seva (die vader werd van Machbena en Gibea). Kaleb had ook een dochter: Achsa.
50. Dit zijn nog meer zonen van Kaleb en Efrata: Efrata's oudste zoon Hur kreeg zonen: Sobal (die vader werd van Kirjat-Jearim),
51. Salma (die vader werd van Betlehem), en Haref (die vader werd van Bet-Gader).
52. Van Sobal, de vader van Kirjat-Jearim, stamde de bevolking van Haroë af en de helft van de bewoners van Menuchot.