BasisBijbel

1 Kronieken 19:1-12 BasisBijbel (BB)

1. Daarna stierf Nahas, de koning van de Ammonieten. Zijn zoon Hanun werd in zijn plaats koning.

2. Toen zei David: "Ik zal vriendelijk zijn voor Hanun, de zoon van Nahas. Want zijn vader is ook vriendelijk voor mij geweest." Daarom stuurde David boodschappers die Hanun moesten zeggen dat David het erg vond dat Hanuns vader was gestorven. Zo kwamen Davids boodschappers in het land van de Ammonieten.

3. Maar de leiders van de Ammonieten zeiden tegen hun heer Hanun: "U gelooft toch niet echt dat David die mannen stuurt uit respect voor uw vader? Die boodschappers zijn heus niet alleen gekomen om u te vertellen dat David het erg vindt dat uw vader is gestorven. David heeft hen gestuurd om het land te bespioneren, zodat hij het kan verwoesten!"

4. Toen nam Hanun de dienaren van David gevangen. Hij liet hun baard afscheren en hun kleren tot aan hun billen afsnijden. Zo stuurde hij hen terug.

5. Dit werd aan David verteld. Toen stuurde David mannen naar hen toe met de boodschap: "Blijf in Jericho tot jullie baard weer is aangegroeid. Kom dan pas terug." Want de boodschappers schaamden zich vreselijk.

6. De koning van de Ammonieten merkte dat hij David kwaad gemaakt had. Daarom gaf koning Hanun 1000 talenten [ (30.000 kilo) ] zilver uit om strijdwagens en ruiters te huren uit Mesopotamië, Aram, Maächa en Zoba.

7. Zo huurde hij 32.000 strijdwagens en de koning van Maächa met zijn leger. Dit leger kwam naar Medeba. Ook de Ammonieten kwamen daar naartoe.

8. Toen David dat hoorde, stuurde hij Joab er op af met het hele leger en alle helden.

9. De Ammonieten stelden hun leger op bij de ingang van de stadspoort. De andere koningen bleven met hun legers in het veld.

10. Joab merkte dat hij van voren en van achteren aangevallen zou worden. Daarom koos hij de beste soldaten van Israël uit en zette hen tegenover de Arameeërs.

11. Zijn broer Abisaï wees hij aan als aanvoerder over de rest van de mannen. Abisaï stelde zijn deel van het leger op tegenover de Ammonieten.

12. Joab zei tegen Abisaï: "Als de Arameeërs te sterk voor mij zijn, dan kom jij mij helpen. En als de Ammonieten te sterk voor jou zijn, dan kom ik jou helpen.