BasisBijbel

1 Kronieken 14:2-14 BasisBijbel (BB)

2. Daaraan merkte David dat de Heer hem tot een machtig en beroemd koning had gemaakt. Want Hij wilde goed zijn voor zijn volk Israël.

3. Toen David in Jeruzalem was gaan wonen, trouwde hij met nog meer vrouwen. Hij kreeg nog meer zonen en dochters.

4. Dit zijn de namen van zijn zonen die in Jeruzalem werden geboren: Sammua, Sobab, Natan, Salomo,

5. Jibhar, Elisua, Elpelet,

6. Noga, Nefeg, Jafia,

7. Elisama, Beëljada en Elifelet.

8. De Filistijnen hoorden dat David koning van heel Israël was geworden. Toen trokken ze met hun hele leger op om David te verslaan. Maar David hoorde het en ging hun tegemoet.

9. De Filistijnen verzamelden zich in het Refaïm-dal.

10. David vroeg aan de Heer: "Zal ik de Filistijnen aanvallen? Zult U mij de overwinning geven?" De Heer antwoordde David: "Ga. Ik zal ervoor zorgen dat je hen zal verslaan."

11. David trok met zijn leger naar Baäl-Perazim en versloeg hen daar. David zei: "De Heer is door mijn vijanden heen gebroken, zoals water een dam doorbreekt." Daarom wordt die plaats Baäl-Perazim [ (= 'de Heer breekt door') ] genoemd.

12. De Filistijnen lieten zelfs hun godenbeelden achter [ toen zij op de vlucht sloegen ]. David gaf het bevel die te verbranden.

13. De Filistijnen verzamelden zich opnieuw in het Refaïm-dal.

14. En opnieuw vroeg David aan God om raad. De Heer zei: "Ga niet recht op hen af. Trek om hen heen tot je achter hen bent, bij de moerbeibomen.