10. David vroeg aan de Heer: "Zal ik de Filistijnen aanvallen? Zult U mij de overwinning geven?" De Heer antwoordde David: "Ga. Ik zal ervoor zorgen dat je hen zal verslaan."
11. David trok met zijn leger naar Baäl-Perazim en versloeg hen daar. David zei: "De Heer is door mijn vijanden heen gebroken, zoals water een dam doorbreekt." Daarom wordt die plaats Baäl-Perazim [ (= 'de Heer breekt door') ] genoemd.
12. De Filistijnen lieten zelfs hun godenbeelden achter [ toen zij op de vlucht sloegen ]. David gaf het bevel die te verbranden.
13. De Filistijnen verzamelden zich opnieuw in het Refaïm-dal.