BasisBijbel

1 Kronieken 9:1-12 BasisBijbel (BB)

1. Alle Israëlieten stonden opgeschreven op namenlijsten in de boeken met de geschiedenis van de koningen van het volk Israël. De Judeeërs werden [ door de koning van Babel ] meegenomen naar Babel. Dat gebeurde omdat ze ontrouw waren geworden aan God.

2. De eersten die terugkwamen naar hun eigen stuk grond en hun eigen steden, waren gewone Israëlieten, priesters, Levieten en tempelknechten.

3. Uit de stammen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse kwamen de volgende families weer in Jeruzalem wonen:

4. Uit de familie van Juda's zoon Perez: Utai, de zoon van Ammihud, die een zoon was van Omri, die een zoon was van Imri, die een zoon was van Bani, die een zoon was van Perez, die een zoon was van Juda.

5. Uit de familie van Juda's zoon Sela: de oudste zoon Asaja met zijn zonen.

6. Uit de familie van Juda's zoon Zera: Jehuel met nog 690 mannen uit zijn familie.

7. Uit de stam van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, die een zoon was van Hodavja, die een zoon was van Hassenua.

8. Jibneja, de zoon van Jeroham. Ela, de zoon van Uzzi, die een zoon was van Michri. Mesullam, de zoon van Sefatja, die een zoon was van Rehuel, die een zoon was van Jibnia.

9. In totaal 956 mannen. Al deze mannen waren hoofden van hun families.

10. Van de priesters: Jedaja, Jojarib, Jachin,

11. Azarja, de zoon van Hilkia, die een zoon was van Mesullam, die een zoon was van Zadok, die een zoon was van Merajot, die een zoon was van Ahitub. Azarja had de leiding in de tempel van God.

12. Verder Adaja, de zoon van Jeroham, die een zoon was van Pashur, die een zoon was van Malchia. Massai, de zoon van Adiël, die een zoon was van Jazera, die een zoon was van Mesullam, die een zoon was van Mesillemit, die een zoon was van Immer.