1 Kronieken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29

BasisBijbel

1 Kronieken 8 BasisBijbel (BB)

De stam van Benjamin

1. Benjamin kreeg zonen: zijn oudste zoon Bela, zijn tweede zoon Asbel, zijn derde zoon Ara,

2. zijn vierde zoon Noha en zijn vijfde zoon Rafa.

3. De zonen van Bela waren: Addar, Gera, Abihud,

4. Abisua, Naäman, Ahoa,

5. Gera, Sefufan en Huram.

6. Ehud was de vader van de familiehoofden die in Geba woonden. Zij werden later meegenomen naar Manahat. Dat waren:

7. Naäman, Ahia en Gera. Gera had daarbij de leiding. Gera kreeg zonen: Uzza en Ahihud.

8. Een man, Saharaïm, scheidde van zijn twee vrouwen Husim en Baära, en vertrok naar Moab. Daar trouwde hij met Hodes en kreeg kinderen:

9. Jobab, Zibja, Mesa, Malkam,

10. Jeüz, Sochja en Mirma. Dit waren Saharaïms zonen. Ze kregen grote families.

11. Saharaïms vrouw Husim had twee zonen gekregen: Abitub en Elpaäl.

12. De zonen van Elpaäl waren: Eber, Misam en Semed. Semed stichtte de steden Ono en Lod met de dorpen die daarbij hoorden.

13. Zijn twee zonen Beria en Sema waren de hoofden van de families die in Ajalon woonden. Zij hebben de bewoners van Gat weggejaagd.

14. De zonen van Beria waren: Ajo, Sasak, Jeremot,

15. Zebadja, Arad, Eder,

16. Michaël, Jispa en Joha.

17. Verder had Elpaäl nog de volgende zonen: Zebadja, Mesullam, Hizki, Heber,

18. Jismerai, Jizlia en Jobab.

19. De zonen van Simeï waren: Jakim, Zichri, Zabdi,

20. Eljoënai, Zilletai, Eliël,

21. Adaja, Beraja en Simrat.

22. De zonen van Sasak waren: Jispan, Eber, Eliël,

23. Abdon, Zichri, Hanan,

24. Hananja, Elam, Antotia,

25. Jifdeja en Pnuël.

26. De zonen van Jeroham waren: Samserai, Seharja, Atalja,

27. Jaäresja, Elia en Zichri.

28. Zij waren allemaal belangrijke familiehoofden en woonden in Jeruzalem.

De voorvaders van koning Saul

29. In Gibeon woonden: Jeïel (die vader werd van Gibeon) met zijn vrouw Maächa,

30. zijn oudste zoon Abdon, verder Zur, Kis, Baäl, Nadab,

31. Gedor, Ahio en Zecher [ en Miklot ].

32. Miklot kreeg een zoon: Simea. Zij vertrokken uit Gibeon en gingen in Jeruzalem wonen.

33. Ner kreeg een zoon: Kis. Kis kreeg een zoon: Saul. Saul kreeg zonen: Jonatan, Malchisua, Abinadab en Esbaäl.

34. Jonatans zoon was Meribbaäl. Meribbaäl kreeg een zoon: Micha.

35. De zonen van Micha waren: Piton, Melech, Taärea en Achaz.

36. Achaz kreeg een zoon: Jehoadda. De zonen van Jehoadda waren: Alemet, Azmavet en Zimri. Zimri kreeg een zoon: Moza.

37. Moza kreeg een zoon: Bina. Zijn zoon was Rafa. Zijn zoon was Elasa. Zijn zoon was Azel.

38. Azel had zes zonen: Azrikam, Bochru, Ismaël, Searja, Obadja en Hanan. Dit waren alle zonen van Azel.

39. Esek, de broer van Moza, kreeg zonen: zijn oudste zoon Ulam, zijn tweede zoon Jeüs, zijn derde zoon Elifelet.

40. De zonen van Ulam waren dappere boogschutters. Ze hadden 150 kinderen en kleinkinderen. Al deze mannen horen bij de stam van Benjamin.