BasisBijbel

1 Kronieken 11:5-18 BasisBijbel (BB)

5. De bewoners van Jebus hadden tegen David gezegd: "U komt hier niet binnen!" Maar David veroverde de burcht Sion en noemde die 'Stad van David.'

6. David had gezegd: "Wie de Jebusieten de eerste slag toebrengt, wordt aanvoerder van mijn leger." Omdat Joab, de zoon van Seruja, het eerst naar boven klom en in de stad kwam, werd hij Davids legeraanvoerder.

7. David ging in de burcht wonen. Daarom werd die de 'Stad van David' genoemd.

8. Hij bouwde er muren omheen, vanaf Millo helemaal rondom de burcht. Joab herstelde de rest van de stad.

9. David werd steeds machtiger, want de Heer, de God van de hemelse legers, was met hem.

10. Dit zijn de aanvoerders van Davids helden. Zij hebben hem samen met de Israëlieten geholpen om koning te worden. Zo werd werkelijkheid wat de Heer over David had gezegd.

11. Dit zijn de namen van Davids helden: Jasobam, de zoon van Hachmoni. Hij was de aanvoerder van de 30 helden. Hij had ooit in zijn eentje met zijn speer 300 vijanden gedood.

12. Na hem kwam Eleazar, de zoon van Dodo uit de familie van Ahoach. Ook hij was één van de drie grootste helden.

13. Hij was met David in Pas-Dammim, toen de Filistijnen daar hun leger verzameld hadden om aan te vallen. Dat was bij een akker waar graan op stond. Het leger was voor de Filistijnen op de vlucht geslagen.

14. Maar hij en zijn mannen gingen midden op de akker staan. Dankzij hen konden de Filistijnen de akker niet veroveren. Zo versloegen ze hen en de Heer gaf een grote overwinning.

15. Op een keer was het drie van de 30 helden gelukt om David te bereiken toen hij bij de grot van Adullam was met zijn mannen. Ze waren afgedaald naar de rots waar David was. Het leger van de Filistijnen lag toen in de vlakte Refaïm.

16. David had zich verschanst in de grot in de bergen. Een afdeling Filistijnen bewaakte Betlehem.

17. David had dorst. Hij zei dat hij erg graag water zou willen drinken uit de waterput bij de poort van Betlehem.

18. Toen vochten de drie helden zich een weg dwars door het leger van de Filistijnen heen. Ze schepten water uit de put bij de poort van Betlehem en brachten het naar David. Maar David wilde het niet drinken. Hij goot het voor de Heer uit op de grond.