BasisBijbel

1 Korintiërs 5:8-13 BasisBijbel (BB)

8. Laten we daarom feestvieren, niet met het oude brood waar de gist van het kwaad in zit, maar met het ongegiste brood van zuiverheid en waarheid.

9. Ik schreef jullie al eerder dat jullie niet moeten omgaan met mensen die slechte dingen doen.

10. en

11. Ik bedoelde daarmee niet de ongelovige mensen die slechte dingen doen. Want dan zouden jullie uit de wereld weg moeten gaan. Maar ik bedoel dat jullie niet moeten omgaan met mensen die wel zéggen dat ze gelovigen zijn, maar die toch met allerlei mannen of vrouwen naar bed gaan, hebzuchtig zijn, afgoden aanbidden, leugens over andere mensen rondvertellen, te veel drinken of anderen bedriegen. Met zulke mensen moeten jullie zelfs niet samen eten.

12. Het is niet mijn taak om te oordelen over de mensen die níet bij Gods gemeente horen. Jullie oordelen toch ook alleen over de mensen die bij de gemeente horen? God zal Zelf wel over de anderen oordelen.

13. Maar iemand binnen de gemeente die niet deugt, [ zoals deze man, ] moeten jullie de gemeente uitzetten.