BasisBijbel

1 Korintiërs 14:27-39 BasisBijbel (BB)

27. Als mensen iets in een taal van de Geest willen zeggen, mogen dat er maar twee of drie zijn. Ze moeten om de beurt spreken. En iemand moet het uitleggen.

28. Als er niemand is die het kan uitleggen, moeten ze ook niet tegen de gemeente in talen van de Geest spreken. Ze mogen dan wel voor zichzelf tegen God in een taal van de Geest spreken.

29. Wat betreft de profeten: twee of drie mogen profeteren tot de gemeente. De anderen moeten nagaan of het klopt.

30. Maar als God aan iemand anders die daar is plotseling iets laat zien, moeten de anderen hun mond houden.

31. Op die manier kunnen jullie allemaal één voor één profeteren. Dan hebben alle mensen er iets aan en worden ze erdoor aangemoedigd en opgebouwd.

32. De profeten zijn de baas over hun eigen geest[ , dus ze kunnen zwijgen als dat nodig is ].

33. Want God is geen God van wanorde, maar van vrede.

34. Zoals ook in alle andere gemeenten moeten de vrouwen hun mond houden in de dienst. Ze mogen niet zitten praten. Ze moeten gehoorzaam en bescheiden blijven tegenover hun man[ , want hij is het hoofd ], zoals dat in de [ Romeinse ] wet staat.

35. En als ze iets willen weten, moeten ze het thuis aan hun man vragen. Want het is niet netjes voor een vrouw om in de dienst te zitten praten.

36. Broeders en zusters, het woord van God is toch niet bij jullie [ in Korinte ] begonnen? En het is toch niet alleen voor júllie?

37. Vinden jullie van jezelf dat jullie profeten en geestelijke mensen zijn? Goed, dan zullen jullie ook kunnen inzien dat wat ik hier zeg een bevel van de Heer is.

38. Maar als mensen dit niet serieus nemen, hoeven wij hen ook niet serieus te nemen. Dan zijn ze dwaas bezig.

39. Dus, broeders en zusters, verlang ernaar om te profeteren. Houd het spreken in talen van de Geest niet tegen.