BasisBijbel

1 Korintiërs 14:13-25 BasisBijbel (BB)

13. Iemand die [ tegen de gemeente ] in een taal van de Geest spreekt, moet dus ook bidden dat hij het zal kunnen uitleggen.

14. Want als ik in een taal van de Geest spreek, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand heeft er niets aan.

15. Wat moet ik dus doen? Ik moet bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand. Ik moet God prijzen met liederen van mijn geest, maar Hem ook prijzen met liederen van mijn verstand.

16. Want stel dat jullie God danken in een taal van de Geest. Hoe kan dan iemand anders die daar is er "Amen! Zo is het!" op zeggen? Hij weet immers niet wat er gezegd is!

17. Want jullie danken dan wel op een goede manier, maar de anderen hebben er niets aan.

18. Ik dank God dat ik meer dan jullie allemaal in talen van de Geest spreek.

19. Maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken zodat ook anderen er iets aan hebben, dan duizenden woorden in een taal van de Geest.

20. Broeders en zusters, wees niet onvolwassen in je denken. Wees [ wél ] onervaren in het doen van slechte dingen.

21. In de Boeken staat: "Door mensen met een andere taal en door de mond van vreemdelingen zal Ik tot dit volk spreken. Maar toch zullen ze niet naar Mij luisteren, zegt de Heer."

22. Dus de talen van de Geest zijn een teken. Niet voor de mensen die al geloven, maar voor de ongelovigen. Maar profetie is niet voor de ongelovigen, maar voor de gelovigen.

23. [ Aan de andere kant: ] stel dat er in een bijeenkomst van de gemeente ongelovige mensen binnen komen. Als ze iedereen dan [ alleen ] in talen van de Geest horen spreken, zullen ze denken dat jullie gek zijn.

24. Maar stel dat iedereen profeteert en er komt een ongelovige binnen. Dan wordt hij er door die mensen van overtuigd dat hij een schuldig mens is en zal hij tot geloof komen.

25. Want zijn diepste geheimen komen aan het licht. En hij zal zich op zijn knieën laten vallen en God aanbidden. Hij zal zeggen dat God inderdaad bij jullie aanwezig is.