BasisBijbel

1 Koningen 6:26-34 BasisBijbel (BB)

26. Ze waren allebei 10 el hoog.

27. De engelen werden midden in de achterzaal neergezet. Ze stonden met gespreide vleugels. De vleugel van de ene engel raakte de ene muur, en de vleugel van de andere engel raakte de andere muur. En de [ twee andere ] vleugels van de twee engelen raakten elkaar in het midden van de kamer.

28. Ook deze engelen liet hij met goud bedekken.

29. Alle muren van de tempel, dus van de voorzaal en van de achterzaal, liet hij met houtsnijwerk versieren. Er werden engelen, palmbomen en bloemen in uitgesneden.

30. De vloer van de voorzaal en van de achterzaal liet hij met goud bedekken.

31. Voor de ingang van de achterzaal liet hij deuren van olijfhout maken. Die waren samen één vijfde deel van de breedte van de wand.

32. De twee deuren werden versierd met houtsnijwerk: hij liet er engelen, palmbomen en bloemen in uitsnijden. Daarna werden ze met goud bedekt.

33. Verder liet hij voor de ingang van de voorzaal deurposten van olijfhout maken. Die waren samen één kwart van de breedte van de wand.

34. De twee deuren waren van cipressenhout. Het waren vouwdeuren die in het midden scharnierden.