BasisBijbel

1 Koningen 3:4-19 BasisBijbel (BB)

4. Zo ging de koning offers brengen op de heuvel bij Gibeon, want dat was de belangrijkste offerplaats. Hij offerde er 1000 dieren.

5. Daar, bij Gibeon, kwam toen 's nachts de Heer in een droom naar Salomo toe. God zei: "Vraag van Mij wat je wil. Wat zal Ik je geven?"

6. Salomo antwoordde: "U bent heel erg goed geweest voor mijn vader David, omdat hij trouw en rechtvaardig was en erg graag dicht bij U wilde leven. U heeft hem daarvoor beloond door mij, zijn zoon, koning te maken.

7. Mijn Heer God, U heeft mij koning gemaakt in de plaats van mijn vader David, ook al ben ik nog jong. Ik heb nog nooit een oorlog gevoerd.

8. Zo sta ik midden tussen uw volk dat U heeft uitgekozen. Een volk dat zó groot is, dat het niet te tellen is. Het is zelfs niet te schatten hoe groot het is.

9. Wie kan dit grote volk leiden? Geef mij daarom alstublieft wijsheid. Dan kan ik uw volk leiden doordat ik goed het verschil weet tussen goed en kwaad."

10. De Heer was er blij mee dat Salomo dit van Hem vroeg.

11. Hij zei tegen hem: "Ik zal doen wat je hebt gevraagd, omdat je niets voor jezelf hebt gevraagd. Je hebt niet gevraagd om een lang leven, of om rijkdom, of om het leven van je vijanden. Maar je vraagt om wijsheid, omdat je eerlijk wil rechtspreken over het volk.

12. Daarom zal Ik doen wat je gevraagd hebt. Ik zal je wijs en verstandig maken. Vóór jou is nog niemand zo wijs geweest en na jou zal ook niemand meer zo wijs zijn.

13. En ook wat je niet hebt gevraagd, zal Ik je geven. Ik zal je rijker en beroemder maken dan alle andere koningen.

14. En als je leeft zoals Ik het wil en jij je aan mijn wetten en leefregels houdt zoals je vader David heeft gedaan, dan zal Ik je ook een lang leven geven."

15. Toen werd Salomo wakker en hij merkte dat hij het had gedroomd. Toen hij in Jeruzalem was terug gekomen, ging hij voor de kist van het verbond van de Heer staan en offerde daar brand-offers en dank-offers. En hij hield een feestmaaltijd voor al zijn dienaren.

16. Op een keer kwamen er twee vrouwen bij de koning. Het waren twee hoeren.

17. De ene vrouw zei: "Mijn heer de koning, deze vrouw en ik wonen samen in een huis. Ik heb bij haar in huis een kind gekregen.

18. Drie dagen later kreeg zij ook een kind. Alleen wij tweeën waren thuis. Verder was er niemand.

19. 's Nachts is háár kind gestorven, doordat ze op hem is gaan liggen.