BasisBijbel

1 Koningen 20:31-43 BasisBijbel (BB)

31. Toen zeiden zijn mannen tegen hem: "We hebben gehoord dat de koningen van Israël genade hebben met hun vijanden. Laten we in rouwkleren en met een koord om ons hoofd naar de koning van Israël gaan. Misschien zal hij u in leven laten."

32. Toen gingen ze in rouwkleren en met een koord om hun hoofd naar de koning van Israël. Ze zeiden tegen hem: "Uw dienaar Benhadad vraagt u om zijn leven te sparen." Toen zei koning Achab: "Leeft hij dan nog? Hij is mijn vriend!"

33. De mannen vonden dat een goed teken, en zeiden haastig: "Ja, uw vriend Benhadad leeft nog." Toen zei hij: "Ga hem halen." Toen Benhadad naar hem toe kwam, liet koning Achab hem bij zich op de wagen klimmen.

34. Benhadad zei tegen hem: "Ik zal u de steden teruggeven die mijn [ voor ]vader van uw [ voor ]vader heeft veroverd. Verder mag u handel komen drijven in Damaskus, net zoals mijn vader handel mocht drijven in Samaria." Achab zei: "Met zo'n verbond wil ik u wel laten gaan." Zo sloot Achab een verbond met Benhadad en liet hem gaan.

35. Eén van de profeten zei tegen de man die bij hem was: "Geef me een klap!" Hij moest dat van de Heer zeggen. Maar de man wilde niet.

36. Toen zei hij tegen hem: "Omdat je de Heer niet hebt gehoorzaamd, zul je door een leeuw worden gedood als je hier bent vertrokken." Toen de man vertrok, werd hij door een leeuw gedood.

37. De profeet ging naar een andere man en zei tegen hem: "Geef me een klap!" De man sloeg hem zó hard, dat de profeet gewond raakte.

38. Toen ging de profeet langs de weg op de koning staan wachten. Hij had een verband om zijn hoofd gedaan, zodat hij niet te herkennen was.

39. Toen de koning voorbij kwam, riep hij naar de koning: "Tijdens de strijd kwam iemand een gevangene bij me brengen. Hij zei tegen mij: 'Bewaak deze man. Als hij wegloopt, zul jij in zijn plaats worden gedood, of je moet een talent [ (30 kilo) ] zilver betalen.'

40. Maar toen ik links en rechts bezig was, is de man verdwenen." De koning van Israël antwoordde hem: "Dat is dan je eigen schuld: je moet betalen. Je hebt het zelf gezegd."

41. Toen haalde de profeet snel het verband van zijn hoofd. De koning van Israël herkende hem als één van de profeten.

42. De profeet zei tegen de koning: "Dit zegt de Heer: U heeft de man die Ik wilde doden, laten gaan. Daarom zult u in zijn plaats worden gedood. En úw volk zal worden gedood in plaats van zíjn volk."

43. De koning van Israël ging boos en geïrriteerd terug naar zijn paleis in Samaria.