BasisBijbel

1 Koningen 20:18-27 BasisBijbel (BB)

18. Benhadad zei: "Grijp ze levend! Het maakt me niet uit of ze vrede of oorlog willen."

19. Intussen waren eerst de jonge mannen uit de stad gekomen, gevolgd door het leger.

20. Dat hele leger begon Arameeërs te doden, zodat de Arameeërs vluchtten. Israël achtervolgde hen. Maar koning Benhadad ontsnapte op zijn paard, samen met een aantal ruiters.

21. De koning van Israël doodde de paarden en vernielde de strijdwagens van de Arameeërs. Ook werden er veel Arameeërs gedood.

22. Toen kwam de profeet naar de koning van Israël en zei tegen hem: "Wees vastberaden, koning Achab, en denk goed na wat u nu moet doen. Want volgend voorjaar zal de koning van Aram terugkomen."

23. De legeraanvoerders van de koning van Aram zeiden tegen hem: "Israëls goden zijn berggoden. Daarom zijn zij sterker dan wij. Maar als we in de vlakte tegen hen strijden, zullen wíj sterker zijn.

24. Dit moet u doen: vervang de koningen door de bestuurders van de verschillende gebieden.

25. Verder moet u een leger verzamelen dat net zo groot is als het leger dat nu is gedood, met evenveel paarden en evenveel strijdwagens. Als we daarmee in de vlakte tegen hen strijden, zullen wij sterker zijn dan zij." Koning Benhadad deed wat ze hem hadden aangeraden.

26. Het volgende voorjaar verzamelde koning Benhadad de mannen van Aram. Hij trok met dat leger naar Afek om daar tegen Israël te strijden.

27. De Israëlieten werden ook verzameld. Ze sloegen eten in en trokken het leger van Aram tegemoet. Het leger van Israël was niet veel groter dan twee kudden geiten, maar het leger van de Arameeërs vulde de hele vlakte.